Aminozuren en eiwitten Flashcards
Waaruit bestaan aminozuren?
Carboxylgroep (-COOH), aminogroep (-NH2), een waterstofatoom (-H) en een restgroep (-R) die gebonden zijn.
Wat is een zwitterion?
Heeft bij de aminogroep een positieve lading en bij de carboxylgroep een negatieve lading.
Wat zijn essentiële aminozuren?
Aminozuren die niet door het lichaam gemaakt kunnen worden en daarom in voedsel aanwezig moeten zijn.
In welke groepen worden aminozuren opgedeeld? (7 groepen)
Alifatisch, zwavelhoudend, hydroxyaminozuren, aromatisch, zuren en amides, basisch, iminozuur.
Welke aminozuren vallen onder Alifatische aminozuren?
Glycine, alanine, valine, leucine, isoleucine.
Welke aminozuren vallen onder Zwavelhoudende aminozuren?
Methionine, cysteïne
Welke aminozuren vallen onder Hydroxyaminozuren?
Serine, threonine
Welke aminozuren vallen onder Aromatische aminozuren?
Fenylalanine, tyrosine, tryptofaan
Welke aminozuren vallen onder Zuren en amides?
Asparaginezuur, Glutaminezuur, Asparagine, glutamine
Welke aminozuren vallen onder de Basische aminozuren?
Histidine, lysine, arginine
Welke aminozuren vallen onder de Iminozuren?
Proline
Bij welke groep horen de pK waardes?
pK1 hoort bij de α-carboxylgroep, pK2 hoort bij de α-aminogroep en de pK3 hoort bij de restgroep.
Wat is een andere indeling?
Apolair (hydrofoob) of polair (hydrofiel) karakter.
Wat is het verschil tussen een polaire restgroep en een apolaire restgroep?
In een polaire restgroep kan een lading of een dipool aanwezig zijn, een apolaire restgroep bevat geen lading of dipool.
Hoe worden spiegelbeeldvormen van aminozuren ook genoemd?
Enantiomeren of spiegelbeeldisomeren.
Wat gebeurt er in een zuur milieu?
Dan zijn de protolytische groepen bezet met H+. De carboxylgroep is als -COOH aanwezig, de aminogroep als NH3+, de aminozuren zijn hierdoor positief geladen.
Wat gebeurt er in een basisch milieu?
Aminozuren staan protonen af. De carboxylgroep is als COO- aanwezig en de aminogroep als NH2, de aminozuren zijn dan negatief geladen.
Wat is het iso-elektrisch punt?
De pH waarbij de lading van een bepaald aminozuur 0 is.
Welke pK waardes gebruik je voor het IEP bij een aminozuur met een protolyseerbare groep in de zijketen?
pK1 + pK3
Welke pK waardes gebruik je bij een basisch aminozuur?
pK2 + pK3
Hoe bereken je het IEP?
Bij een aminozuur met protolyseerbare groep in de zijketen: pI = (pK1 + pK3)/2
Bij een basisch aminozuur: pI = (pK2 + pK3)/2
Wat is een peptide- of amidebinding?
Een binding die is ontstaan uit de zuurgroep van het ene aminozuur en de aminogroep van het andere aminozuur.
Wat zijn belangrijke kenmerken van een peptidebinding?
- De C-N-binding heeft het karakter van een dubbele binding. Géén rotatie mogelijk.
- De twee α-C-atomen liggen trans ten opzichte van elkaar.
- De peptidebinding is zeer stabiel. Pas na langdurig koken in 6 mol/L zoutzuur is er sprake van volledige hydrolyse.
Wat komt er vrij bij het met elkaar reageren van twee aminozuren? Wat ontstaat er?
Water komt vrij. Er ontstaat een dipeptide.
Wat is het N-terminale deel van een aminozuur?
Het aminozuurresidu met de vrije aminogroep staat links.
Wat is het C-terminale deel van een aminozuur?
Het deel van de molecuul dat de vrije zuurgroep bevat.
Wat gebeurt er bij een base?
Is extra positief (+2, +1, 0, -1), pK3 staat na de pK2. (Met uitzondering van tyrosine en cysteïne, pK3 waarden van 10 en rond de 8)
Wat gebeurt er bij een zuur?
Is extra negatief (+1, 0, -1, -2), pK3 staat tussen pK1 en pK2.
Schrijf de structuurformule op van fenylalanine bij pH = 3.
Zie antwoorden in mail, opgave 2. (1.3)
Schrijf de structuurformule op van valine bij pH = 6.
Zie antwoorden in mail, opgave 2. (1.3)
Schrijf de structuurformule op van asparagine bij pH = 0.
Zie antwoorden in mail, opgave 2. (1.3)
Schrijf de structuurformule op van lysine bij pH = 0.
Zie antwoorden in mail, opgave 2. (1.3)
Schrijf de structuurformule op van tyrosine bij pH = 11.
Zie antwoorden in mail, opgave 2. (1.3)