Almacht van de media (Hoofdstuk 1) Flashcards

1
Q

8 Kenmerken van de almacht van de media-theorie

A

1- De massamedia bereiken iedereen

2- Beïnvloedingsproces is eenrichtingsverkeer

3- Er is een direct verband tussen inhoud v/d boodschap en invloed op de ontvanger

4- Ontvanger is in staat en bereid alle boodschappen op ter nemen

5- Ontvanger neemt de inhoud passief en kritiekloos over

6- Invloed van de media wordt niet betwijfeld

7- Er zit geen filter tussen zender en ontvanger

8- Massamens is meer ontvankelijk voor de invloed van de media dan de elite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 Naamgevingen binnen de ‘almacht van de media-theorie’

A

1- Stimulus responsmodellen (S-R)

2- Injectienaaldtheorie

3- Transportband

4- Lont in het kruidvat

5- Bullet theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De 4 functies van modellen

A

1- Organiseren v/d werkelijkheid

2- Inzichtelijk maken v/d werkelijkheid

3- Het kunnen doen van voorspellingen

4- Het kunnen meten van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het verbale model van Lasswell

A

Who–> zender

Says what–> boodschap

In which channel–> kanaal/medium

To whom–> ontvanger

With what effect–> effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Model van Shannon en Weaver

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is name calling?

A

Het aanduiden van een idee, persoon of bedrijf met een woord dat een negatieve emotionele betekenis (connotatie) heeft. Dit zal ertoe leiden dat mensen het idee, persoon, bedrijf verwerpen zonder daar verder redenen of bewijs voor te zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Glittering generality?

A

Het aanduiden van een idee, persoon of bedrijf met een woord dat een positieve emotionele betekenis (connotatie) heeft. Mensen accepteren het idee zonder dat er verdere argumenten voor nodig zijn, omdat het idee op een positieve manier gepresenteerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Tranfer?

A

Er is sprake als een idee, persoon, een bedrijf of een product aceptabeler wordt door associatie met de deugdzame of gerespecteerde eigenschappen, prestige of autoriteit van een ander object. (de deugdzame eigenschappen van dit andere object wordt overgebracht (getransfereerd) op het idee of het product waarvoor men reclame wilt maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Plain Folks?

A

Dat een idee gepresenteerd wordt als het ware met ‘van het volk’: de opvatting van gewone mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Bandwagon

A

Er wordt er vanuitgegaan dat mensen zich aansluiten bij een (nieuwe) trend. Er wordt geÏmpliceerd dat ‘iedereen het gaat doen, dan wel zou willen doen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Card Stacking?

A

Er wordt gebruikgemaakt van een selectieve presentatie van argumenten, waardoor een idee, persoon, bedrijf of product in positieve dan wel in negatieve zin wordt afgeschilderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De 7 propagandatechnieken

A
  1. Name Calling
  2. Glittering generality
  3. Tranfer
  4. Testimonial
  5. Bandwagon
  6. Card Stacking
  7. Plain Folks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Testimonial?

A

Een soort stemverklaring of getuigenis van ‘goede’en ‘slechte’ mensen waardoor het idee in een goed, respectievelijk kwaad daglicht wordt geplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5 verklaring voor de paniekreacties ‘War of the Worlds’

A
  1. Realistisch
  2. Vertrouwen van het medium radio
  3. Niet horen van der aankondiging
  4. Geen aandacht geschonken aan de aankondiging
  5. Fact checking bleek moeilijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sales-responsmodel

A

Sterk & informatief, argumenten moeten interesse opwekken voor het product. (nadruk op gunstige prijsverhouding en aanbiedingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Persuasionmodel

A

Nieuwe of nog onbekende productvoordelen over te brengen d.m.v. reclame

17
Q

Emotionsmodel

A

Er wordt gestreefd naar associaties tussen het merk of product om specifieke gevoelens op te roepen

18
Q

Symbolismmodel

A

Symbolische betekenissen te ontwikkelen zodat consumenten door gebruik van het merk betekenissen over zichzelf kunnen communiceren

19
Q

Relationshipmodel

A

Persoonlijke betrokkenheid door product of merk aan te laten sluiten bij persoonlijke waarden, belangen of interesses

20
Q

Awarenessmodel

A

Reclamemakers streven ernaar de bekendheid van het merk/product te vergroten

21
Q

Likeabilitymodel

A

Een positieve waardering voor de reclame te bereiken, waardoor vervolgens ook het product/merk positief gewaardeerd zal worden

22
Q

Kritiek op de almacht: het model van beperkte effecten

A
  1. massamedia beriekt niet iedereen
  2. er is geen sprake van eenrichtingsverkeer
  3. geen direct verband, verschillende ontvangers kunnen dezelfde boodschap anders decoderen
  4. de ontvanger is niet in staat grote boodschappen allemaal op te nemen
  5. ontvanger is niet altijd passief en kritiekloos
  6. Als de invloed van de media al groot is, waarom zou die invloed alleen slecht zijn?
  7. Er zijn wel massamedia, maar de ‘massamens’bestaat niet?!
  8. Er zijn verschillende filters, hebben onderzoekers onderzocht
23
Q

De 6 factoren die de macht van de media beperken volgens de limited-effectsmodel

A
  1. Selectieve blootstelling
  2. Selectief waarnemen en onthouden
  3. Groepen en groepsnormen
  4. Interpersoonlijke verspreiding van een boodschap
  5. Opinieleiderschap
  6. Het commerciële karakter van massamedia
24
Q
A