alles Flashcards

1
Q

Cloud Computing

A
  • public: een third-party die hun cloud service aanbiedt aan iemand op het internet
  • Private: eigendom van een bedrijf en alleen door hun gebruikt
  • Hybrid: mengeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cloud Services

A
  • infrastructure: rekenkracht en data-opslag van andere computers
  • platform: rekenkracht, data-opslag en programmeertools van andere computers
  • service: afgewerkte services die de provider zal runnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

blokschema

A

tekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

microcontroller

A

CPU, geheugen en I/O in 1 component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

microprocessor system

A

componenten van microcontroller afzonderlijk op pcb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grey Code

A

XOR gebruiken
-> 1 bit veranderd bij elke overgang
-> minder fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

AND

A

0
0
0
1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

OR

A

0
1
1
1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Foutcontrole

A
  • Pariteit: extra pariteitsbit toevoegen om aantal 1-bits even of oneven te maken (C en D)
    -> alleen foutmelding bij 1 foute bit, niet bij 2
  • horizontale en verticale pariteit: extra pairteitsbit horizontaal en verticaal plaatsen om meer fouten te detecteren (C en D)
  • checksum: som wordt gecontroleerd op fouten (alleen D)
  • hamming code: pariteitbits op specifieke plaatsen plaatsen zodat met fouten kan detecteren en de locatie van de fout (C en D)
  • CRC: getal delen door priemgetal en rest achter data plakken, bij de ontvanger wordt dit opnieuw gedaan. als rest 0 is wordt het geaccepteerd (aleen D)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

soorten geheugen

A
  • Magnetic Core Memory: niet vluchtig, lezen en schrijven maar vergaat wanneer er stroom door gaar
  • ROM: read only memory, permanent geprogrammeerd en niet vluchtig
  • PROM
  • EPROM: kan 1x geherprogrammeerd worden, wissen met UV-licht
    -EEPROM: elektrisch wissen
    FLASH: zelfde als EEPROM maar gaat langer mee
  • SRAM: Static RAM, vluchtig, beperkt
    -DRAM: Dynamic RAM, vluchtig dus moet gerefresht worden, meer opslag
  • RAM
  • NVRAM
  • FRAM
  • MRAM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Floating Gate

A

gebruikt door EPROM, EEPROM, FLASH
na een tijdje kan de lading weglekken van de floating gate naar de control gate
hogere temperaturen versnellen dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Parallelle I/O

A

meerdere ingangen/uitgangen gelijktijdig aansturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Seriële I/O

A

8 bits na elkaar doorsturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Timer

A

inwendig signaal tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Counter

A

uitwendig signaal tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

RTC

A

tellen in tijd

17
Q

AD

A

analoog signaal naar digitaal

18
Q

DA

A

digitaal signaal naar analoog

19
Q

sample

A

omgezet signaal

20
Q

SAR ADC

A

DAC zet een analoog signaal om naar digitaal
dit signaal wordt in de comparator vergeleken met Vin
resultaat wordt doorgestuurd naar Logic
als Vin hoger is: 1
als Vin lager is: 0
proces blijft doorgaan tot alle bits gevuld zijn.

21
Q

GPU VS CPU

A

GPU is een GPU met minder functies zodat GPU kan focussen op zware grafische taken en CPU op andere zware taken

22
Q

Controller op SSD

A

bestaat uit flash geheugen
controller zorgt ervoor dat elke cel evenredig gebruikt word om de levensduur te verlegen

23
Q

Controller op HD

A

controller zal magnetisme controleren en nagaan welke delen bruikbaar zijn

24
Q

Programmeertalen

A

hoe hoger, hoe makkelijker en hoe verder de afstand van hardware
nadelen: hardware en software kennis nodig, afhankelijk van systeem

25
Q

Compiler

A

scant syntax voor het de code genereert
- snel
- platform afhankelijk

26
Q

Interpreter

A

leest lijn per lijn en genereert de code
- traag
- niet platform afhankelijk

27
Q

Interrupten

A

een aanvraag aan de CPU om het huidige process te pauzeren zodat het een andere taak kan uitvoeren (alleen bij dringende taken)

CPU zal nooit in 1 keer een taak uitvoeren omdat dit te lang kan duren en het zo andere taken niet uitvoert -> stuk van taak uitvoeren, dan interrupten, dan stuk van andere taak uitvoeren

28
Q

MMU

A

Memory Management Unit
zet alle virtuele memory adressen om in fysieke memory adressen

29
Q

DMA

A

Direct Memory Acess
onmiddelijk toegang tot geheugen zonder tussenkomst van CPU

30
Q

aard van verbinding

A

hoe er gecommuniceerd wordt

simplex: T –> R

half-duplex: R/T <–> T/R

full duplex: T –> R en R <– T

31
Q

topologie

A

point to point
bus
star
ring
dual ring
tree
web

32
Q

Operating Systems

A

geen
BIOS
RTOS
UEFI
DOS

33
Q

CACHE

A

geheugen dat het dichtst bij CPU ligt
gegevens opslaan die direct voor computer beschikbaar zijn

34
Q

Pipelinen

A

meerde instructies, verschoven in tijd, tegelijkertijd uitvoeren
-> loopt mis als een instructie berekend moet worden op basis van de vorige instructie. Verkeerde resultaat kan dus meegegeven worden als vorige instructie niet helemaal af was

-> oplossen door Super Scalar = CPU met meer units zodat er meer berekeningen kunnen gebeuren

35
Q

RISC VS CISC

A

RISC = CPU met eenvoudige instructies
CISC = met moeilijkere instructies

36
Q

Hyperthreading

A

in elkaar schuiven van meerdere units.
-> 1 CPU gebruiken om 2 taken parallel uit te voeren

37
Q

Multiprocessing

A

meerdere super scalaire CPU’s om meerdere taken gelijktijdig uit te voeren.

38
Q

Usermode

A

CPU kan maar een beperkt aantal instructies uitvoeren
-> user kan geen I/0 aanspreken

39
Q

Supervisormode

A

CPU heeft toegang tot alle instructies