Alledaagse woorden Flashcards
1
Q
Hämta
A
Halen
2
Q
Bord
A
De Tafel
3
Q
Hängare
A
De Hanger
4
Q
Stol
A
De Stoel
5
Q
Galge
A
De Galg
6
Q
Matlagningstillbehör
A
Kookgereien
7
Q
Handduk
A
De Handoek
8
Q
Kökshandduk
A
De Keukenhandoek
9
Q
Handsprit
A
Het Handdesinfecteremiddel
10
Q
Mopp
A
De Dweil
11
Q
Skurmedel
A
Het Schuurmiddel
12
Q
Damsugarpåse
A
De Stofzuigerzak
13
Q
Smör
A
De Boter
14
Q
Ost
A
De Kaas
15
Q
Bröd
A
Het Brood