alius - appellare Flashcards
1
Q
alius
A
alia, aliud : ander, andere
2
Q
rogare
A
rogo, rogavi, rogatum : vragen
3
Q
ut
A
+ conj. : om te; zodat; dat
4
Q
denique
A
/ uiteindelijk, tenslotte
5
Q
quam
A
(na comparatief) : dan
6
Q
pro+
A
+ abl. : voor
7
Q
omnis
A
omnis, omne : geheel, al, ieder, elk
8
Q
constare
A
consto, constiti, - : vaststaan
9
Q
tunc
A
/ toen, op dat moment
10
Q
a(b)
A
+ abl. : van; door
11
Q
postea
A
/ daarna, later, nadien
12
Q
numquam
A
/ nooit, nooit meer
13
Q
videre
A
video, vidi, visum : zien, kijken
14
Q
in
A
+ abl. : in, op; tijdens
15
Q
condere
A
condo, condidi, conditum : stichten, opbergen