ak se1 h1-h2-h3 word: 78 Flashcards

1
Q

aandachtswijk

A

woonwijk met slechte leefbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

achterstandswijk

A

woonwijk met slechte leefbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

armoedebeleid

A

gemeentelijk vermindering van armoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

armoedegrens

A

inkomen dat je minimal nodig hebt voor in het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

artsendichtheid

A

hoeveelheid inwonders afhankelijk van 1 arts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

autodichtheid

A

aantal autos per km2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

automatisering

A

vervanging van handarbeid naar machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bebouwingsdichtheid

A

aantal gebouwen per km2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beroepsbevolking

A

iedereen die werk heeft/zoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

besteedbaar inkomen

A

inkomen oberhoud na belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bestemmingsplan

A

plan van gemeente over de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

braindrain

A

goed opgeleide jonge mensen naar het buiteland vertrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bruto national product

A

Allen goederen en diensten die een land in 1 jaar maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bruto national product per hoofd van bevolking

A

goederen en diensten die een land maakt in 1 jaar gedeeld door het inwonertal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cirkel van armoede

A

problem die steeds voor meer problemen zorgt (ziekte ondervoeding onderwijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

corruptie

A

omkopen van mensen of verduisteren van geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dumping

A

lage prijs de wereldmarkt verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

exportlandbouw

A

landbouw die producten Levert om aan het buiteland te verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

genetische modificatie

A

verbetering van planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

globalisering

A

internationaal uitwisseling van geld goederen en mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

groenvoorziening

A

parken en plantsoenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

handelsbelemmering

A

bescherming van eigen product door heffen van belasting van buitelandse producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

handelsgewas

A

gewas verbouwen voor export

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

honger

A

waar mensen weinig voedsel hebbem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoogbouw

A

gebouwen met 5 of meer verdiepingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hdi

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

huurwoning

A

woning is geen eigendom van bewoner maar van de eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

informele sector

A

ongeschoold slechtbetaald (tijdelijk)werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

integratie

A

mensen actief meedoen aan de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

koopkracht

A

hoeveelheid producten die iemand kan inkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

koopwoning

A

woning die eigendom is van de bewoner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

kwalitatieve ondervoeding

A

mensen teweinig bouwstoffen en voedingsstoffen binnenkrijgen in hun voedsel

33
Q

kwantitatieve ondervoeding

A

te weinig voedsel en Energie binnenkrijgen

34
Q

laagbouw

A

gebouwen met 4 of minder verdiepingen

35
Q

leefbaarheid

A

geschiktheid van een wijk om goed te leven

36
Q

leefomgeving

A

gebied random je huis waar je dagelijks komt

37
Q

levensverwachting

A

verwachting tot hoe lang je leeft

38
Q

lorenzcurve

A

grafiek met ongelijkheid en inkomens in een land

39
Q

mechanisatie

A

van handarbeid > machines

40
Q

minimumloon

A

loon dat minstens de wet verdient moet worden

41
Q

monocultuur

A

gewas op het landbouw verbouwen

42
Q

ondervoeding

A

te weinig voedsel hebben (honger)

43
Q

overvoeding

A

teveel voeding en/of veel calorieen Dan nodig is

43
Q

opleidingsniveau

A

onderwijs die iemand heeft afgemaakt

44
Q

productive per hectare

A

hoeveelheid landbouwproducten per hectare

45
Q

renovatie

A

opknappen van iets

46
Q

samenhang

A

verbondenheid van mensen in een wijk

47
Q

sanering

A

verbeteren van een wijk

48
Q

savanneklimaat

A

tropische klimaat met droge periode

49
Q

social economische status

A
50
Q

sociale cohesie

A

samenhang: verbondenheid van mensen in een wijk

51
Q

sociale onveiligheid

A

sfeer van onveiligheid in een gebied

52
Q

stedelijke vernieuwing

A

verbetering van woonomgeving

53
Q

steppeklimaat

A

droog klimaat

54
Q

structurele ontwikkelingshulp

A

steun die landen hebben voor elkaar

55
Q

structurele werkloosheid

A

werkloosheid door verdwijning van baan

56
Q

tropisch regenwoudklimaat

A

door het hele jaar Hoge temperaturen en regen

57
Q

verdringing van de eigen voedselproductie

A

verdwijnen van eigen voedselproduct

58
Q

vergrijzing

A

stinging van percentage boven 65+

59
Q

voedselgewas

A

voedsel gebouwd door eigen bevolking

60
Q

voedselvoorziening

A

voedsel dat beschikbaar is voor de bevolking

61
Q

voedselzekerheid

A

zekerheid door het hele jaar voldoende goed kwaliteit voedsel is

62
Q

vrije handel

A

system waar landen met elkaar drijven

62
Q

welvaart

A

genoeg geld hebben

63
Q

welvaartsziekte

A

ziekte door teveel ongezond eten

64
Q

welzijn

A

gezond is en veilig voelt

65
Q

werkgelegenheid

A

Allen banen in dat gebied

66
Q

werkloosheid

A

mensen zonder werk

67
Q

wijk

A

deel van een stad

68
Q

woningbouwcorporatie

A

stichting om bepaalde huurwoningen te betalen

69
Q

woz-waarde

A
69
Q

zuigelingensterfte

A

aantal kinderen die sterven voor 1< jaar

69
Q

diversificatie

A
69
Q

armoedegerelateerde ziekte

A

ziekte die vaker voorkomt bij armed mensen

70
Q

omgevinggerelateerde ziekte

A

ziekte Alleen in een bepaalde gebied

71
Q

ontwikkelingshulp

A

steun van andere landen om omgeving te verbeteren

72
Q

ontwikkelingssamenwerking

A

samenwerking tussen arme en rijke landen

73
Q

tropische ziekte

A

ziekten alleen in de tropen voorkomen