Ak H4 Flashcards

1
Q

Gewapende conflicten

A

Een aanhoudende strijd waarbij in een jaar minimaal 25 doden vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gebieden met veel gewapende conflicten

A

Sub-Sahara, Afrika, Zuidoost-Azië en Islamitische wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Internationale conflicten

A

Conflict tussen staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interne conflicten/ burgeroorlogen

A

Meestal binnen grenzen van land. Bijv. Geweld tussen regering en opstandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Regionaal conflict

A

Als een intern conflict uit bereid over landsgrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Territorium

A

Woongebied van een volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Staat

A

Als er om een territorium een grens ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volk

A

Als mensen in een land/staat voelen dat ze bij elkaar horen door taal, geloof, gemeenschappelijke geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op aarde 5000 volken

A

Maar 200 landen dus grote kans op conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nationalisme

A

Volk streeft naar onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Regionalisme

A

Als een volk sterk vasthoud aan eigen cultuur en geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Separatisme

A

De wens tot afscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soennieten

A

Volgen profeet Mohammed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sjieten

A

Volgen leer van Ali

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1979-2003

A

Soennieten onderdrukte sjieten in Irak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2000-?

A

In Syrië onderdrukken de sjieten de soennieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Natuurlijke hulpbronnen

A

Goud,aardolie,aardgas,water,wind in Nl is aardgas van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Conflicten ontstaan soms over ecologische problemen

A

Bijv natuur vervuiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dictatuur of autoritair regine

A

Macht ligt bij 1 persoon of kleine groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Democratie

A

Volk heeft stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In Nl worden conflicten die gewelddadig uitgevochten want

A

Vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Oorlog kost niet alleen mensenlevens maar ook veel geld

A

Hdjaj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mannen

A

Zijn dodelijk slachtoffers bij oorlog

24
Q

Vrouwen

A

Vluchten vaak en worden slachtoffer van seksueel misbruik

25
Q

Kinderen

A

Worden wees

26
Q

In oorlog zijn ziekenhuizen slecht bereikbaar

A

Ook zijn ze slecht voorzien van geneesmiddelen en kunnen ze alleen de ernstigste gevallen helpen

27
Q

Asielzoekers

A

Vluchtelingen die naar een land zijn gevlucht en daar een verblijf vergunning aanvragen

28
Q

Niet veel vluchtelingen naar Europa

A

Te duur en te ver

29
Q

Genocide

A

Poging tot vernietiging van een volk (volkenmoord) (massamoord)

30
Q

Babyboom

A

Na oorlog verde gevierd met geboortes

31
Q

Grootschalige transnationale grondverkopen

A

Grote stukken grond in ontwikkelings landen die verkocht worden aan grote bedrijven vaak uit westerse landen maar ook steeds meer uit opkomende economieën. Arme boeren raken hierdoor alles kwijt en mensen lijden honger

32
Q

Inheemse volkeren

A

Mensen die deels traditioneel leven en hebben vaak eeuwenoude verbinding met hun grondgebied, maar bezitten geen officiële eigendomspapieren

33
Q

Kapitaal intensief

A

Bedrijven hebben veel geld nodig om het bedrijf draaiende te houden

34
Q

Arbeidsextensief

A

Weinig arbeid meer nodig door alle machines

35
Q

Grootschalige transnationale grondverkopen

A

Oorzaken en gevolgen

36
Q

Oorzaken Politiek

A

Zwakke regering en veel corruptie

37
Q

Oorzaken Economisch

A

Voedselprijzen stijgen en snel geld verdienen-> land verkopen

38
Q

Oorzaken Sociaal-Cultureel

A

Inheemse volkeren hebben geen eigendomsrecht

39
Q

Oorzaken Natuur

A

Goede vruchtbare grond

40
Q

Positieve gevolgen korte termijn

A

Meteen veel geld verdienen door verkoop

41
Q

Positieve gevolgen lange termijn

A
Er ontstaat hogere productiviteit van de grond
Er ontstaat werkgelegenheid
Voedsel voor export word verbouwd
Het investerende bedrijf maakt winst
Belasting inkomen gaan naar de staat
42
Q

Negatieve gevolgen korte termijn

A

Mensen werkloos en huisloos

Schending van mensenrechten

43
Q

Negatieve gevolgen lange termijn

A

1 soort plant, biodiversiteit neemt af, kans op milieuschade
Voedsel in regio word schaarser en duurder
Minder arbeiders nodig omdat bedrijven grootschalig worden

44
Q

Oil peak

A

Het punt dat er het meeste olie is. De Noordpool is aan het smelten en wetenschappers denken dat daar veel olie onder zit dus misschien komt er een nieuwe oil peak

45
Q

Exclusieve Economische Zone (EEZ)

A

Elk land dat grenst aan de zee heeft langs de grens tussen zee en land 200 zeemijl dat hele stuk zee hoort bij het land

46
Q

Conflict mineralen

A

Mijnbouwproducten gewonnen door rebellengroepen en uit het land gesmokkeld om bijv wapens mee te kopen. Zoals (bloed)diamand

47
Q

Kritische mineralen

A

Mineralen die nodig zijn bij technologie maar waarvan de winning belastend is voor het milieu. Deze mineralen komen niet veel voor. Zoals aardolie

48
Q

Stroomgebied

A

Een gebied waar al het smeltwater en regenwater via de hoofdrivier naar de zee stroomt

49
Q

Oeverstaten

A

Landen waar een rivier door stroomt bijv bij de Maas Nederland, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en België

50
Q

Benedenstrooms en Bovenstrooms

A

Stel je staat in het midden van de rivier alles wat boven je is is bovenstrooms en alles beneden je in benedenstrooms. Dit verschilt dus waar je staat

51
Q

Waterverdragen

A

Afspraken over water tussen oeverstaten

52
Q

Vruchtbare halve maan

A

De plek waar voor het eerst landbouw was omdat er veel vruchtbare grond is. In de golfstaten Midden - Oosten

53
Q

Irrigatie

A

Water van de ene plaats naar de andere plaats verplaatsen

54
Q

Stress over water

A

Er komen steeds meer mensen
Klimaat veranderd -> word warmer
Geen goede overheid

55
Q

Stuwdam voordelen

A
Water word opgevangen
- irrigatie
- drinkwater
- industrie
Elektriciteit opwekken
56
Q

Stuwdam nadelen

A

Benedenstrooms minder water
Opslibbing ( sediment stapelt op voor de stuwdam want die houd sediment tegen)
Mensen moeten gedwongen verplaatsen
Veel verdamping
Kans op dambreuk (dan krijgt benedenstroom vloedgolf en alles kapot woesh)