Ak H3 begrippen Flashcards

1
Q

Welvaart

A

De mate waarin mensen in hun materiële behoeften kunnen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welzijn

A

De mate van tevredenheid en levenskwaliteit van mensen gaat verder dan alleen materiële rijkdom en omvat ook gezondheid, onderwijs en leefomgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BBP per hoofd (Bruto Binnenlands Product per hoofd)

A

Het totale inkomen van een land gedeeld door het aantal inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Levensverwachting

A

Het gemiddelde aantal jaren dat een persoon verwacht te leven vanaf de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen en schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkelingskenmerken

A

Kenmerken die de ontwikkeling van een land aangeven, zoals inkomen, gezondheid en onderwijsniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderwijsniveau

A

Het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gezondheidszorg

A

De beschikbaarheid en kwaliteit van medische voorzieningen en diensten in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart en welzijn tussen verschillende groepen binnen een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regionale ongelijkheid

A

Sommige gebieden rijker en beter ontwikkeld, en sommige wat minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Centrum-periferiemodel

A

beschrijft de ongelijkheid tussen rijke en arme gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderontwikkeling

A

Een situatie waarin een land of gebied achterblijft in economische ontwikkeling en levensstandaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Globalisering

A

Het proces waarbij landen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken op economisch, cultureel en politiek gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Multinationale onderneming (MNO)

A

Een bedrijf dat in meerdere landen actief is en invloed heeft op de wereldeconomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Infrastructuur

A

De basisvoorzieningen in een land, zoals wegen, bruggen, elektriciteit en waterleidingen, die essentieel zijn voor economische activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Informele sector

A

Het deel van de economie waarin mensen werken zonder officiële registratie of bescherming, vaak in tijdelijke of onzekere banen.

17
Q

Urbanisatie

A

Het proces waarbij steeds meer mensen in steden gaan wonen, vaak op zoek naar betere economische kansen.

18
Q

Verstedelijkingstempo

A

De snelheid waarmee de stedelijke bevolking groeit.

19
Q

Sloppenwijk

A

Een arme wijk aan de rand van een stad, gekenmerkt door slechte leefomstandigheden en gebrek aan basisvoorzieningen.

20
Q

Migratie

A

Het verhuizen van mensen van de ene plaats naar de andere, zowel binnen landen als over landsgrenzen heen.

21
Q

Push- en pullfactoren

A

Redenen die mensen verdrijven uit een gebied (push) of aantrekken naar een ander gebied (pull), zoals werkgelegenheid, veiligheid of leefomstandigheden.

22
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het aantal mensen dat op een bepaalde oppervlakte-eenheid woont, bijvoorbeeld per vierkante kilometer.

23
Q

Bevolkingsgroei

A

De toename van het aantal inwoners in een bepaald gebied over een bepaalde periode.

24
Q

Demografische transitie

A

de verandering van veel geboortes en sterfgevallen naar weinig, doordat landen zich ontwikkelen.

25
Kindersterfte
Het aantal kinderen dat sterft vóór hun vijfde verjaardag, per 1.000 levendgeborenen.
26
Human Development Index (HDI)
Een indicator die de gemiddelde prestaties van een land meet op het gebied van inkomen, levensverwachting en onderwijsniveau.
27
Monocultuur
op een stuk land steeds hetzelfde gewas wordt verbouwd
28
Ruilvoet
als een land duur verkoopt en goedkoop koopt, is dat gunstig; andersom is het ongunstig.
29
Ontwikkelingssamenwerking
Samenwerking tussen rijke en arme landen om de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen.
30
Microkrediet
Een kleine lening aan arme ondernemers die geen toegang hebben tot traditionele bankleningen, bedoeld om hen te helpen een eigen bedrijf op te starten.
31
Duurzame ontwikkeling
Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen.
32
Fair trade (eerlijke handel)
Een handelsmodel dat streeft naar betere prijzen, fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en eerlijke handelsvoorwaarden voor producenten in ontwikkelingslanden.
33
Grondstoffen
Natuurlijke hulpbronnen die worden gebruikt voor productie, zoals mineralen, olie en landbouwproducten.
34
Industrialisatie
de overgang van met de hand dingen maken naar machines en fabrieken gebruiken.
35
Dienstensector
Het deel van de economie dat zich bezighoudt met het verlenen van diensten in plaats van het produceren van goederen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en handel.
36
Primaire, secundaire en tertiaire sector
Indeling van de economie in drie sectoren:
37
Primaire sector:
Landbouw, mijnbouw en visserij.
38
Secundaire sector:
Industrie en bouw.
39
Tertiaire sector:
Diensten zoals handel, transport en zorg.