Ak Begrippen Flashcards
Absolute afstand
De afstand die je meet langs een rechte lijn (hemelsbreed).
Absolute ligging
De coördinaten van een plaats (N.B/Z.B en W.L/O.).
Bevolkingsdichtheid
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)
Bevolkinsspreiding
De verdeling van mensen over een land of gebied
Breedtecirkel
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Ander woord: parallel.
Breedteligging
De afstand van een plaats tot de evenaar.
Evenaar
De lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.
Gebied
Een klein of groot stuk van het aardoppervlak. Ander woord: regio.
Hoge breedte
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60 graden).
Hooggebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
Hoogteligging
De ligging van een gebied in meters onder of boven zeeniveau.
Hoogvlakte
Vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt.
Inzoomen
De aarde dichterbij halen; het verkleinen van een gebied (van een groot gebied naar een kleiner gebied)
Kaart
Een verkleinde tekening van een gebied.
Kaartlezen
Begrijpen wat op een kaart staat. Daarvoor heb je vier dingen nodig: de titel, legenda, de noordpijl en de schaal.
Lage breedte
De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30 graden)
Legenda
Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.
Lengteligging
De afstand van een plaats tot de nulmeridiaan.
Meridiaan
Cirkel die plaatsen van gelijke lengteligging verbindt.
Noordelijk halfrond
De bovenste helft van de aardbol.
Noorderbreedte
Breedteligging op het noordelijk halfrond. Noorderbreedte wordt afgekort als N.B.
Noordpool
De noordelijkste plek op de aarde.
Nulmeridiaan
De lengtecirkel die over Greenwich (bij Londen) loopt.
Oosterlengte
Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten oosten ervan. Oosterlengte wordt afgekort als O.L.
Overzichtskaart
Kaart met overzicht van de topografie in een bepaald gebied: steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen. Zie ook topografie.
Parallel
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Ander woord: breedtecirkel.
Plattegrond
Een kaart van een wijk, een dorp of een stad met alle straten en huizenblokken erop.
Prairie
Een grasvlakte met lange grassen (in Noord-Amerika)
Regio
Een klein of groot stuk van het aardoppervlak. Ander woord: gebied.
Relatieve afstand
De afstand die je meet in reistijd, kosten en moeite.
Schaal
Geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
Schaalniveau
De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal en mondiaal.
Suburb
Ruim opgezette buitenwijk (of voorstad) met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken.
Thematische kaart
Kaart die over één onderwerp gaat. Bijvoorbeeld het klimaat of de bevolkingsdichtheid.
Topografie
Beschrijving van plaatsen of gebieden (steden, rivieren, zeeën, bergen, enzovoort).
Uitzoomen
Steeds verder weg van de aarde. Het vergroten van een gebied (van een klein gebied naar een groter gebied).
Voorstad
Ruim opgezette buitenwijk met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken. Ander woord: suburb
Westerlengte
Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten westen ervan. Westerlengte wordt afgekort als W.L.
Zuidelijk halfrond
De onderste helft van de aardbol.
Zuiderbreedte
Breedteligging op het zuidelijk halfrond. Zuiderbreedte wordt afgekort als Z.B.
Zuidpool
De zuidelijkste plek op aarde.