ai and business Flashcards

1
Q

ERP

A

Enterprise Resource Planning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

POT

A

Process oriented thinking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Departementen () zien als een () en allemaal 1 () en 1 ()

A

silos / eenheid
software / database

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een bedrijf (3)

A
  1. een machine, er gaat iets in en komt iest uit
  2. IN is purchase
  3. UI is Sales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bedrijf doel (3)

A
  1. zo hoog mogelijke winst
  2. Purchase department doel = min mogelijke kost
  3. Sales department doel = max mogelijke revenu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

purchase department doel? (2)

A
  1. De juiste aankopen doen op het juiste moment en de kwaliteit verzekeren zodat de operatie goed loopt.
  2. Niet alleen rouw materiaal aankopen maar ook alle aankopen zoals trading goods, services, kantoor materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

7 R’s

A

 Buying Material at the right QUALITY
 In the right QUANTITY
 From the right SOURCE
 At the right PRICE
 Delivered at the right PLACE
 At the right TIME
 With the right mode of TRANSPORT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kost efficiency (6)

A
  1. predict nodige inputs. Overmatige voorraad = ongebruikt materiaal = onnodige kosten
  2. Make or Buy keuze
  3. Vergelijk verschillende leveranciers, verschillende offertes (tradeoff Price <> quality).
    4.Onderhouden van lange termijn relaties met belangrijke leveranciers = betere voorwaarden.
  4. factuurctontrole = voorkom kostbare fouten.
  5. organiseer het transport zo kostenefficient mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sale process

A

prospection => closing deals => aftercare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

prospection

A

marketing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Closing deals (4)

A
  1. eerste contact via marketing
  2. mogelijke klanten
  3. waarschijnlijke klanten
  4. klant aankoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aftercare (3)

A
  1. CRM(Customer relationship management)
  2. (whales) kleine hoeveelheid grote account( 20% van de klanten brengen 80% van de revenu
  3. grote hoeveelheid van kleine accounts (80% van de klanten brengen 20% van de revenu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Financial statement (3)

A
  1. jaarlijks overzicht van de financiële stand van zaken
  2. Wettelijk elk jaar een statement aan geven
  3. de statement is gratis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MAR

A

Minimum algemeen rekeningstelsel
Overzicht van alle mogelijke posts in het balance sheet elke post krijgt een unique nummer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

boekhouden(3)

A
  1. vroeger deden ze dit met letterlijke boeken (opschrijven => berekenen => opschrijven)
  2. Nu is het allemaal digitaal (geef een vormulier in => website berekent => uitkomst)
  3. Voor de rest is dit algemeen hetzelfde met het behouden van dagelijkse uitgeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BTW (4)

A
  1. Belasting op toegevoegde waarde
  2. Verkoopfactuur
  3. Aankoopfactuur
  4. je krijgt BTW van je klant en je betaald BTW aan je leverancier en op het einde doe je: BTW van je klant - BTW aan je leverancier. je betaalt de uitkomst aan de btw-administratie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Deprecation (3)

A
  1. de waarde daalt
  2. Een waardevol bezit wordt langer gebruikt dus kun je de kost splitsen in gebruik periodes
  3. Residual value (waarde niet te depreceren)
18
Q

OCR (3)

A
  1. Optical Character Recognition
  2. Software dat bepaalde data op een document herkend.
  3. AI omdat je het slimmer maakt als je met invoices plaatst
19
Q

wat is ai (4)

A
  1. artificial intellegence
  2. een zelf lerend programma
  3. brute force( if x then y. elseif a then b)
  4. simulatie van menselijke intelligentie
20
Q

hoe leren wij (5)

A
  1. input
  2. neuron activeert
  3. reactie
  4. we leren door herhaling en dingen te doen
  5. je hebt een netwerk van miljarden neuronen, dus hoe meer je dingen doet en herhaald hoe groter dit netwerk wordt.
21
Q

hoe leert een computer (3)

A
  1. input: computer parameters (database, sensor, etc)
  2. output: keuzes (tekst, afbeelding, etc.)
  3. Grote hoeveelheid van berekeningen die een netwerk vormen
    (bekijk afbeelding in samenvatting voor meer info)
22
Q

Algoritme

A

Voor AI te gebruiken heb je data nodig en deze wordt gepakt van mensen die er gebruik van maken.

23
Q

Is AI een hype? (3)

A
  1. Er zijn nu veel slimmere algoritmes
  2. Er is veel meer data (veel meer internet gebruik)
  3. Er is betere computing power en storage
24
Q

turing test

A

a test where someone had to guess if they were talking to a person or an ai

25
Q

Supervised vs unsupervised learning

A

supervised = alles manueel door een persoon laten labelen
unsupervised = het algoritme vindt een patroon zelf

26
Q

NLP (2)

A
  1. natural language processing
  2. Computer leert een taal te snappen
26
Q

CV (2)

A
  1. computer vision
  2. computer identificeert een afbeelding
27
Q

HR

A

Human resources

28
Q

Werknemers / organigram (3)

A
  1. Hoe groter een organisatie hoe complexer de werk structuur
  2. Start up is flat
  3. Multinational heeft een hiërarchie
29
Q

inbound marketing (4)

A
  1. targets specific audience
  2. usually via social media and other websites
  3. easy to measure campaign succes with digital marketing software
  4. requires more maintenance and effort to be successful
30
Q

Outbound marketing (4)

A
  1. Generic content delivered to the masses
  2. usually displayed via online, direct mail, TV ads, billboards
  3. can be difficult ot measure campaign succes
  4. Can be challanging to make content personalized
31
Q

SEO (4)

A
  1. Search engine optimisation
  2. automatisch checken
  3. veel testen
  4. geeft betere resultaten op het einde maar neemt meer tijd en kan duurder zijn
32
Q

SEA (6)

A
  1. search engine advertenties
  2. werkt als een bid
  3. hoe meer je betaalt hoe hoger
  4. hoe beter de kwaliteit hoe hoger
  5. hoe relevanter hoe hoger
  6. geeft betere resultaten op het begin maar daalt
33
Q

BoM (2)

A
  1. Bill of Material
  2. Gedetaillerde lijst van componenten nodig voor goederen
34
Q

Statische vs dynamische BoM

A

statisch: is voor iedereen hetzelfde
dynamisch: heeft een basisproduct maar kan ook gecustomiseerd worden

35
Q

Manufacturing order

A

ERP system met regels

36
Q

Work order

A

Automatisch gemaakt wanneer een manufacturing order wordt gestart gebaseerd op de sequensen en timing gedefinieerd in de routing

37
Q

MRP

A

Material requirements planning
MRP system will calculate the materials needed based on the sale forecast

38
Q

WMS

A

Warehouse Management System

39
Q

QC

A

Quality Control

40
Q

Just in time manufacturing

A

To match supply and production in such a precise manner in order to limit the stock to a minimum, Deliveries are just in time for the production process so there is no need to put anything in a warehouse, this decreases the inventory costs drastically and boosts proft. (decent risk)