agonisten/ antagonisten Flashcards
Welke a-adrenoceptor agonisten zijn er?
a1: Adrenaline, Noradrenaline, Fenylephrine
a2: Adrenaline, Noradrenaline, Clonidine
a1 farmacologische effecten agonist
postsynaptisch bloedvaten
- vasoconstrictie
- verhoging perifere weerstand
- verhoging bloeddruk
- mydriasis (pupilverwijding)
- sluiting urineblaas sphincter
a2 farmacologische effecten agonist
post/pre synaptisch bloedvaten
- verminderde transmitter afgifte (pre syn)
- vasoconstrictie (minder dan a1)
- verminderde insulineafgifte
Welke b-adrenoceptoren agonisten zijn er?
b1: adrenaline, noradrenaline, isoprenaline, dobutamine
b2: adrenaline, isoprenaline, salbutamol
b1 farmacologisch effect agonist
hart
- hartfrequentie omhoog
- hart contractiliteit omhoog
- geleiding van het hart omhoog
- renine afgifte omhoog
b2 farmacologische effecten agonist
bloedvaten, bronchiën
- vaatverwijding
- perifere vaatweerstand omlaag
- verslapping bronchi
- verslapping baarmoeder
- glycogenolyse in spieren en lever omhoog
- glucagon afgifte omhoog
Welke a1 adrenoceptoren antagonisten zijn er?
a1 en a2: fentolaine, phenocybenzamine
a1: prezosine, doxazosine
a2: yohimbine
a1 farmacologische effecten antagonist
- vasodilatatie
- perifere vaatweerstand omlaag
- verlaging bloeddruk
- prostaat relaxatie
- opening urineblaas sphincter
a2 farmacologische effecten antagonist
- transmitter afgifte omhoog
- vaatvernauwing geen effect
- verhoging insuline afgifte
Welke b adrenoceptoren zijn er?
b1 en b2: propranolol, pindolol
b1: atenolol, metoprolol
b1 farmacologische effecten antagonist
- hartslag verlaging
- hartcontractiliteit verlaging
- hartgeleiding vertraging
- renine afgifte vermindering