Afkortingen Deel 2 Flashcards
1
Q
Gutta (gtt)
A
Druppel
2
Q
Intramusculair (i.m)
A
In de spier
3
Q
Injectio (inj)
A
Injectie
4
Q
Iteratio, itera (iter/it)
A
Herhaling
5
Q
Intravenosus (I.v)
A
In de ader
6
Q
Linimentum (Lin)
A
Smeersel
7
Q
Lotio (lot)
A
Lotion
8
Q
Mane (m.)
A
‘S morgens
9
Q
Mane et vespere (m. et v.)
A
‘S morgens en ‘s avonds
10
Q
Misce fac lege artis (m.f.l.a)
A
Meng, maak volgens de regels
11
Q
Mixtura (mixt)
A
Mengsel
12
Q
Mucilago (muc)
A
Slijm
13
Q
Ne iteretur (n.i)
A
Niet herhalen
14
Q
Numero (no)
A
Aantal
15
Q
Oculoguttae (oculgtt)
A
Oogdruppels
16
Q
Oculus dexter (o.d)
A
Rechteroog
17
Q
Oculus sinister (o.s)
A
Linkeroog
18
Q
Oculus dexter sinister (o.d.s)
A
Beide ogen
19
Q
Omni hora (o.h)
A
Elk uur
20
Q
Otoguttae (otogtt)
A
Oordruppels
21
Q
Post coenam (p.c)
A
Na de maaltijd
22
Q
Pro infantibus (p.i/pro inf)
A
Voor de kinderen
23
Q
Potio (pot)
A
Drank
24
Q
Pulvis (pulv)
A
Poeder
25
Quantum sufficit (q.s)
Zoveel als nodig
26
Recipe (R/)
Neem
27
Recenter paratus (r.p./ rec.par)
Vers bereid
28
Rhinoguttae (rh.gtt./rhinogtt)
Neusdruppels
29
Signa (S.)
Schrijf op etiket
30
Subcutanus (s.c)
Onder de huid
31
Sirupus (sir)
Stroop
32
Sublingualis (subl./sl)
Onder de tong
33
Si necesse (s.n)
Zonodig
34
Solutio (sol)
Oplossing
35
Sterilisatus (ster)
Gesteriliseerd
36
Suppositorium (supp)
Zetpil
37
Tabula (tabl)
Tablet
38
Ter de die (tdd)
Drie maal daags
39
Trituratio (trit)
Verwijving
40
Usus cognitus/ usus notus (u.c./u.n)
Gebruik bekend
41
Unguentum (ung)
Zalf
42
Vespere (v./vesp)
‘S avonds
