aeneis tekst 13 Flashcards
vates
vatis (m/vr)
ziener
ignarus
a um
onwetend
mens
mentis
geest
quis
qui quid
wie wat
votum
i
wens, gebed
iuvare
o, iuvi, iutum
helpen
mollis
is e
zacht
interea
bijw
ondertussen
vivere
o, vixi, -
leven
pectus
oris
borst, hart
vulnus
eris
wonde
infelix
infelix infelix (gen: infelicis)
ongelukkig
totus
a um
heel, geheel
qualis
is e
zodanig, zoals
conicere
o,-ieci,-iecctum
schieten, richten
procul
bijw
in de verte, ver, van ver
nemus
oris
bos
figere
o fixi fixum
steken, vasthechten
pastor
pastoris
herder
agere
o egi actum
doen, voortdrijven, jagen
telum
i
wapen, speer
linquere
o liqui -
achterlaten, verlaten
ferrum
i
ijzer
fuga
ae
vlucht
haerere
eo haesi haesum (+dat)
blijven steken
latus
eris
zijde, flank
nunc…nunc
bijw
nu eens…dan weer
medius
a um
midden, in het midden
moenia
orum
stadsmuren
ops
opis
kracht, rijkdom (mv)
paratus
a um
gereed, klaar
incipere
io -cepi -ceptum
beginnen
resistere
o restiti -
blijven staan, blijven steken
labi
or lapsus sum
glijden
quaerere
o quaesivi quasitum
vragen, zoeken
iterum
bijw
opnieuw
pendere
eo pependi -
hangen
ubi
+ind
wanneer, zodra, toen
lumen
luminis
licht
obscurus
a um
donker
luna
ae
maan
prenere
o pressi pressum
drukken, doven
suadere
eo suasi suasum
aanraden (+dat), uitnodigen
cadere
o cecidi -
vallen
sidus
eris
ster
somnus
i
slaap
vacuus
a um
leeg, vrij van (+abl)
imago
inis
beeld
fallere
o fefelli -
misleiden, bedriegen