Adjectifs P262-265 Flashcards
Ambitieus
Ambitieux (se)
Arrogant
Arrogant (e)
Aandachtig
Attentif (ve)
Autoritair
Autoritaire
Gierig
Avare
Praatziek
Bavard (e) de
Kwaad, driftig
Coléreux (se)
Communicatief
Communicatif (ve)
Gewetensvol
Consciencieux (se)
Moedig
Courageux (se)
Creatief
Creatif (ve)
Nieuwsgierig
Curieux (se)
Toegewijd
Dévoué (e)
Discreet
Discret (ète)
Verstrooid
Distrait (e)
Spaarzaam
Économe
Egoïstisch
Égoïste
Enthousiast
Enthousiaste
Extravert, open
Extraverti (e)
Feestvierder
Fêtard (e)
Trots
Fier (fière)
Trouw
Fidèle
Gek,dwaas
Fou (folle)
Koud
Froid (e)
Vrolijk
Gai (gaie)
Vriendelijk
Gentil (lle)
Gulzig
Gourmand (e)
Hypocriet, schijnheilig
Hypocrite
Idioot
Idiot (e)
Ongeduldig
Impatient (e)
Onzeker
Incertain (e)
Onafhankelijk
Indépendant (e)
Informeel
Informel (lle)
Intelligent
Intelligent (e)
Intiem
Intime
Introvert
Introverti (e)
Jaloers
Jaloux (se)
Vrolijk,blij
Joyeux (se)
Onhandig
Maladroit (e)
Bescheiden, matig
Modeste
Mysterieus, geheimzinnig
Mystérieux (se)
Naïef
Naïf (ve)
Slordig, nalatig
Négligent (e)
Zenuwachtig, nerveus
Nerveux (se)
Open
Ouvert (e)
Optimistisch
Optimiste
Geduldig
Patient (e)
Doorzettend
Persévérant (e)
Angstig, bang
Peureux (se)
Precies, nauwkeurig
Précis (e)
Diep, grondig
Profond (e)
Voorzichtig
Prudent (e)
Rationeel
Rationnel (elle)
Romantisch
Romantique
Gevoelig
Sensible
Ernstig
Sérieux (se)
Gedienstig
Serviable
Sociaal
Sociable
Spontaan
Spontané (e)
Teder
Tendre
Koppig
Têtu (e)
Verlegen
Timide
Levendig
Vif (vive)
Gewelddadig
Violent (e)
Een vriendelijkheid
Une amabilité
Een vriendschap
Une amitié
Een verschijning
Une apparence
Een cliché
Un cliché
Een gebrek
Un défaut
Een uitwisseling
Un échange
Een effect
Un effet
Een evenwicht
Un équilibre
Het paardrijden
L’équitation
Het schermen
L’escrime
Een feit
Un fait
Een smaak
Un goût
Een indruk
Une impression
Een oordeel
Un jugement
Een maatregel
Une mesure
Het zwemmen
La natation
De paragliding
Le parapente
Een kwaliteit
Une qualité
Een stereotype
Un stereotype
Een sympathie
Une sympathie
Een karaktertrek
Un trait de caractère
Verlaten, opgeven
Abandonner
Knutselen
Bricoler
Aantonen
Démontrer
Onthullen
Se dévoiler
Identificeren
Identifier
Oordelen
Juger
Overeenkomen
S’entendre
On line
En ligne
Persoonlijk
En personne
Via video
Par vidéo
Op basis van
Sur la base de
Aan atletiek doen
Faire de l’athlétisme
Babysitten
Faire du baby-sitting
Schaken
Jouer aux échecs
Gitaar spelen
Jouer de la guitare
Een stamboom
Un arbre généalogique
Een aantrekkelijkheid
Une attractivité
Het vertrouwen
La confiance
Een raadgeving
Un conseil
Een teleurstelling
Une déception
Een meningsverschil
Un désaccord
Het geflirt
La drague
Een vertrouwen
Une fiabilité
Een onderzoek
Une recherche
Een verwijt
Un reproche
Een waarde
Une valeur
Dubbelzinnig
Ambigu (ambiguë)
Teleurgesteld
Déçu(e)
Kostbaar
Précieux (se)
Oppervlakkig
Superficiel (lle)
Troosten
Consoler
Onderhouden
Entretenir
Aanknopen
Nouer
Verleiden
Séduire
Vastbinden
Se souder
Zij aan zij
Côte à côt
Iemand in zijn armen nemen
Prendre quelqu’un dans ses bras
De banden aanhalen
Rosser des liens
Sociaal zijn
Avoir le contact facile
De blik afwenden
Détourner les yeux
Een zuur gezicht trekken
Faire la grimace
Mokken
Faire la moue
De wenkbrauwen fronsen
Froncer les sourcils
Tanden knarsen
Grincer les dents
Vuil/beschuldigd kijken
Lancer Un regard noir
Dreigende vinger opsteken
Lever Un doigt menaçant
Niet opgeven
Ne pas baisser les bras
Hoofd naar de kant buigen
Pencher la tête sure le côté
Lippen samenknijpen
Pincet les lèvres
Het voorhoofd fronsen
Plisser le front
Zijdelings kijken
Regardeer en coin
Nuis/mond ophalen
Tordre la bouche/le nez
Oplichten/stralen
S’éclairer
Glimlachen
Sourire
Asociaal
Asocial (e)
Elke
Chaque
Grappig
Marrant (e)
Oneerlijk
Malhonnête
Gestresst
Stressé (e)
Allle
Tout les, toutes les