Additieven Flashcards

1
Q

Wat zijn additieven?

A

Additieven zijn toevoegstoffen of hulpstoffen die aan eet- en drinkwaren worden toegevoegd om zo een bepaalde eigenschap te behouden of te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer mag een additief worden gebruikt?

A

Een additief mag enkel worden gebruikt als het onmisbaar is of op z’n minst zinvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van conserveermiddelen?

A

Een conserveermiddel houdt de groei tegen van micro-organisme zoals bacteriën, schimmels en gisten tegen. Verlengt de houdbaarheid van het product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van antioxidanten?

A

Antioxidanten vangen vrije radicalen. Vrije radicalen zijn agressieven stoffen die in ongunstige gevallen schade kunnen geven aan cellen en weefsels. Ze worden gebruikt om te voorkomen dat vetten ranzig worden en om het bruin kleuren van producten met vruchten erin tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van verdikkingsmiddelen?

A

Verdikkingsmiddelen zijn stoffen die producten dikker maken. Viscositeit en stroperigheid vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van geleermiddelen?

A

Ze vormen een gel die voedingsmiddelen een bepaalde vorm kan geven. Geleermiddelen maken vruchtenproducten en toetjes steviger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van een emulgator?

A

Een emulgator is eens stof die helpt bij het mengen van twee stoffen die normaal gesproken niet of moeilijk mengbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van een stabilisator?

A

Stabilisator maakt het mogelijk dat een niet in vloeistof oplosbare vaste stof eenmaal gemengd in het vloeistof ook gemengd blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van kleurstoffen?

A

Het aantrekkelijk maken van een product en kleurstoffen heeft een psychologisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van aromastoffen?

A

Aromastoffen zijn er om de aantrekkelijkheid van een product te vergroten. Aromastoffen hebben een sterke geur of smaak. In de EU zijn er bijna 2800 aromastoffen. Deze hebben een FL-nummer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van voedingszuren / zuurteregelaars?

A

Conserveermiddel en beïnvloed de pH groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van smaakversterkers?

A

Aanwezige smaak versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van zoetstoffen?

A

Product zoet maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van rijsmiddelen?

A

Meer volume en luchtig structuur creëren tijdens bakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van meelverbeteraars?

A

Versnelling rijsproces en het verbeteren van bakresultaat van brood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van antiklontermiddel

A

Vocht aantrekkend vermogen verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is functie van antischuimmiddel?

A

Vorming van schuim tegen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van drijfgas/verpakkingsgas?

A

Verbetering houdbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van smeltzouten?

A

Kaas smelten zonder dat het ver eruit loopt

20
Q

Welke soorten zoetstoffen zijn er?

A

Polyolen en intensieve zoetstoffen

21
Q

Wanneer mag een product light worden genoemd?

A

Wanneer het product 30% minder calorieën, vet of suiker bevat in vergelijking met het orginele product

22
Q

Wat is productkwaliteit?

A

Productkwaliteit is de mate waarin een product voldoet aan de behoeften, wensen en verwachtingen van de klant.

23
Q

Welke stappen hebben invloed op de voedselkwaliteit?

A

Tijdens de oogst, tijdens het productieproces en de gebruiker

24
Q

Wie vragen er kwaliteitseisen?

A

Producent, supermarkt en consument

25
Q

Hoe merk je kwaliteitsverlies?

A

Verandering van de eigenschappen van het levensmiddel?

26
Q

Welke soorten bederf zijn?

A

Microbiologisch bederf, biologisch bederf, enzymatisch bederf, chemisch bederf en fysische bederf

27
Q

Wanneer is er sprake van biologisch bederf?

A

Bij aanwezigheid van ongedierte

28
Q

Wanneer is er sprake van enzymatisch bederf?

A

Een chemische reactie die versneld wordt door enzymen

29
Q

Wanneer is er sprake van chemisch bederf?

A

Tijdens chemische processen worden stoffen omgezet in andere stoffen

30
Q

Wanneer is er sprake van fysische bederf?

A

Tijdens fysische processen blijven de stoffen hetzelfde.

31
Q

Wanneer is er sprake van microbiologisch bederf?

A

Bederf door micro-organismen

32
Q

Welke soorten micro-organismen zijn er?

A

Schimmels, gisten, bacteriën en virussen

33
Q

Wat is een voedselinfectie?

A

Voedselinfectie wordt veroorzaakt door een ziekteverwekkende hoeveelheid virussen, bacteriën of parasieten in voeding. Klachten komen binnen enkele uren tot 2 dagen na besmetting

34
Q

Wat is een voedselvergiftiging?

A

Voedselvergiftiging komt door giftige stoffen die worden geproduceerd door bacteriën of schimmels. Klachten komen meestal 8 uur na besmetting

35
Q

Wat betekend HACCP?

A
H = hazard, gevaar
A = analyses, analyse
C = critical, krisch
C = control, beheersen
P = points, punten
36
Q

Waar voor staat hazard?

A

Welke gevaren zijn er?

37
Q

Waar voor staat analyses?

A

Analyseren van de mogelijke aanwezige gevaren

38
Q

Waarvoor staat critical control points?

A

Punten die in de gaten worden gehouden om gevaar te voorkomen

39
Q

Wat zijn toxische contaminanten?

A

Contaminanten zijn stoffen die onbedoeld in voedsel of diervoeder voorkomen

40
Q

Wat zijn biologische contaminanten?

A

Bacteriën, gisten, schimmels, wormen en insecten

41
Q

Wat zijn natuurlijke contaminanten van biologische herkomst?

A

Giftige paddenstoelen of bessen

42
Q

Wat zijn natuurlijke contaminanten van niet-biologische herkomst?

A

Zware metalen of asbest

43
Q

Wat zijn niet natuurlijke contaminanten?

A

Plastic of bestrijdingsmiddelen

44
Q

Wat is een voedselallergie?

A

Een voedselallergie is een sterke reactie van het afweersysteem op eiwitten in ons voedsel. Ons lichaam ziet deze eiwitten als indringers aan en het lichaam denkt dat deze onschadelijk moet worden gemaakt

45
Q

Wat is een voedselintolerantie?

A

Een voedselintolerantie wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een tekort aan een bepaald enzym in het lichaam. Je moet een bepaalde hoeveelheid binnen krijgen om een reactie uit te lokken.

46
Q

Welke allergenen zijn er?

A

Ei, gluten, lupine, melk, sesamzaad, noten, zwaveldioxide, selderij, mosterd, melk, soja, schaaldieren, vis en weekdieren