Actes de parole Flashcards
Zeg, waar ga jij je vakantie doorbrengen?
Dis, tu vas passer tes vacances où?
Hoe ga je?
Tu y vas comment?
Wanneer vertrek je?
Tu pars quand?
Hoelang blijf je?
Tu restes combien de temps?
Een weekend Londen, hoeveel kost dat?
Nu week-end à Londres, ça coûte combien?
Vijftien dagen in Algerije
Quinze jours en Algérie
Jouw verblijf in Zweden
Ton séjour en Suède
Jouw verblijf in Zweden
Ton séjour en Suède
Zeg, waar heb jij je vakantie doorgebracht?
Dis, tu as passé tes vacances où?
Wanneer ben je vertrokken?
Tu es parti(e) quand?
Is je vakantie goed verlopen?
Tes vacances se sont bien passées?
Hoelang ben je gebleven?
Tu es resté(e) combien de temps?
Over zeven dagen, vertrek ik naar Canada
Dans HUIT jours, je pars au Canada
Ik heb veertien dagen in Engeland doorgebracht
J’ai passé QUINZE jours en Angleterre