ACE 5 UNIT 3 Flashcards
hoogbouw
a high-rise
een haven
a harbour
wolkenkrabber
a skyscraper
bezienswaardigheid, herkenningspunt
a place of interest, a landmark
openbare ruimte
a public space
wijk, buurt, stadseel
a borough, a nieghbourhood, a district
woongebied
a residential area
voorstad, buitenwijk
a suburb
stadsrand
the outskirts
opstopping, overbelasting
congestiond
e capaciteit
a capacity
levendig, vrolijk
lively
bruisend
bustling
typisch voor wereldstad
cosmopolitan
toegang hebben tot
to have acces to
vastgoed
real estate
een inwoner, een bewoner
a resident
huur betalen
to pay rent
beweegreden
a motive
vluchten
to flee
vervolging
persecution
onderdrukking
oppression
ballingschap
exile
hongersnood
famine
verhongering
starvation
zich vestigen
to settle
een kolonist
a settler
een nederzetting
a settlement
geloof belijden
to practise a religion
bevolking
a population
midnerheid
a minority
meerderheid
a majority
volkstelling
a census
smeltkroes
a melting-pot
asiel aanvragen
to seek asylum/refuge
asiel verlenen
to grant asylum/refuge
samenleven
to co-exist
herkomst, afkomst
ethnicity
etnische minderheid
an ethnic minority
spanning
tension
verdraagzaamheid
tolerance
onverdraagzaamheid, bekropmenheid
bigotry
terughoudenheid
reluctance
afkeer, afgunst
resentment
gastvrijheid
hospitality
vijandigheid
hostility
vreemdelingenangst, vreemdelingenhaat
xenophobia
toelaten
to allow
weigeren
to deny
ondersteunen
to support
zich verzetten tegen
to oppose
buitenhouden
to keep out
deporteren, uitwijzen
to deport
bedrijf leiden
to run a business
werknemers aannemen
to hire employees
werknemers ontslaan
to lay off employees
bewerkstelling
employement
beroepsbevolking, personeelsbestand
a workforce
niet bewerkstelling
unemployment
het aanbod
supply
de vraag
demand
arbeidsmarkt
a job market
welvaart; uitkering
welfare
produceren, vervaardigen
to manufacture
fabrieksbaan, job in productie
a manufacturing job
productie
manufactured
verwerkte producten
goods
handel drijven
to trade
handelswaar
trading goods
industrie
industry
industrieel
industrial
landbouw
agriculture
agrarisch
agricultural, agrarian
bedrijfsgericht
business-oriented
deeleconomie
a sharing economy
inkomsten
income
uitgaven
expenses
omzet
a revenue
winst
a profit
verlies
a loss
overmaat, overschrijding
an excess
buitensporig
excessive
investeren
to invest
investering
an investment
investeerder
an investor
kapitaal
a capital
geld lenen (van), lening aangaan
to take a loan (from)
geld lenen (aaan), lening geven
lend money (to), to give a loan
rentevoet
an interest rate
schuld
a debt
schulden opstapelen
to accumulate debt
blut zijn, geen geld overhouden
to accumulate debt
blut zijn, geen geld overhouden
to go broke
faillissement
bankruptcy
failliet gaan
to go bankrupt
faillissement aanvragen
to file for bankruptcy
aandelenbeurs
a stock exchange
aandeel
a share
aandeelhouder
a shareholder
financiële markt
a financial market
munteenheid
a currency
kosten voor levensonderhoud
the cost of living
geld verdienen
to make a buck
rijk zijn
to be loaded
ruwe schatting
a ballpark figure
dichtgetimmerde ruit
a boarded-up window
voedingsbodem (voor)
a breeding ground (for)
kerkgemeenschap
a congregation
fractie van een seconde
a split second
volksstam
a tribe
in het belang van, met het oog op
for the sake of
inheems, oorspronkelijk
indigenous
verspreid, versnipperd
scattered
(te) veel kosten
to break the bank
onafhankelijkheid schenken (aan)
to grant independence (to)
prijs betalen (voor), boeten (voor)
to pay the price (of)
met harde hand regeren
to rule with an iron fist
de storm doorstaan
to weather the storm