ABS II Flashcards

1
Q

m. obliquus externus abdominis

A

spiervezelrichting is caudoventraal

o:
- ribbendeel –> gezaagd (afgewisseld met m. serratus ventralis pars thoracis) van het middenste deel van de laatste 4 a 5 ribben.
- lendendeel –> laatste rib en fascia thoracolumbalis
i: er wordt een aponeurose gevormd die splitst in twee delen:
- mediale schenkel (buigpees) loopt lateraal van m. rectus abdominis en fusioneert met de mediale schenkel van de andere m. obliquus externus abdominis ter hoogte van de linea alba
- laterale schenkel (bekkenpees) grijpt aan op tendo prepubicus, fascia iliaca en tuber coxae. De verdikte achterrand van deze bekkenpees is vrij en wordt aangeduid als Ligamentum inguinale (loopt dus van eminentia iliopubica naar tuber coxae)

Uitwendige liesring (anulus inguinalis superficialis) ligt op plaats waar buik- en bekkenpees uit elkaar wijken (uitsparing)

  • deze opening loopt van craniolateraal naar caudomediaal
  • vanuit de laterale rand vertrekt er een bindweefselplaat, lamina femoralis, naar de mediale vlakte van het bovenbeen

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

  • aa. intercostales / lumbales
  • a. iliolumbalis
  • a. circumflexa ileum profunda
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

m. obliquus internus abdominis

A

ligt onder de m. obliquues externus abdominis, spiervezelrichting is caudodorsaal

o:
- tuber coxae (bij eq ook nog op fascia thoracolumbalis en fascia iliaca)
- ligamentum inguinale, maar er wordt een gedeelte van dit ligament niet benut –> inwendige liesring (anulus inguinalis profundus).
i: er wordt een aponeurose gevromd die splitst in twee delen
- mediale schenkel: loopt mediaal van m. rectus abdominis
- fusioneert met de eindpees van m. transversus abdominis en vormt zo de mediale schenkel van de rectusschede omheen de m. rectus abdominis
- loopt uit in de linea alba
- laterale schenkel: loopt lateraal van de m. rectus abdominis
- fusioneert met de mediale schenkel van de eindpees van de m. obliquus externus abdominis en vormt zo de laterale schenkel van de rectusschede omheen de m. rectus abdominis
- loopt uit in de linea alba

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

  • aa. intercostales / lumbales
    a. iliolumbalis
    a. circumflexa ileum profunda
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

linea alba

A

loopt van processus xiphoïdeus naar het os pubis. Ter hoogte van het os pubis eindigt de linea alba met een krachtige verzameling collageenvezels. Dit gedeelte wordt ook aangeduid als het tendo prepubicus. Aan dit gedeelte ontspringt de m. rectus abdominis.
Linea alba is weinig doorbloed en geïnnerveerd en kan dus gebruikt worden om een mediane laparotomie uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. transversus abdominis

A

gelegen onder m. obliquus internus abdominis, de spiervezelsrichting is verticaal

o:
- ribbengedeelte aan binnenste gedeelte van de laatste ribben
- lendengedeelte aan transversaaluitsteeksels lumbaalwervels en soms ook fascia thoracolumbalis
- -> door het al dan niet ‘stijl’ staan van de darmbeenzuil blijft er caudaal al dan niet een ruimte vrij: fossa paralumbalis

i: er wordt een aponeurose gevormd die fusioneert met de mediale schenkel van de m. obliquus internus abdominis
- op deze manier draagt de aponeurose van de m. transversus abdominis bij tot de vorming van het binnenste blad van de rectusschede
- op die manier loopt de aponeurose van deze spier ook uit in de linea alba
de caudale rand van de aponeurosa wordt aangeduid als de linea arcuata

innervatie : lendenwervels (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. intercostales / lumbales
a. iliolumbalis
a. circumflexa ileum profunda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

m. rectus abdominis

A

ligt het meest oppervlakkig, flankeert de linea alba en ligt het meest ventraal. Horizontaal vezelverloop en ligt in de rectusschede.

o: middenste ribben (T4-T8) ter hoogte van het ribkraakbeen
i: tendo prepubicum

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. intercostales / lumbales
a. iliolumbales
a. circumflexa ileum profunda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rectusschede

A

lamina interna
- gevormd door eindpees van m. transversus abdominis en de mediale schenkel van de aponeurose van de m. obliquus internus abdominis
lamina externa
- gevormd door buikpees van m. obliquus externus abdominis en laterale schenkel van de aponeurose van de m. obliquus internus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

m. psoas minor

A

o: wervellichaam laatste ruggenwervels, wervellichaam eerste lendenwervels
i: tuberositas m. psoas minor (aan de binnenzijde van os ileum voor het acetabulum)

functie:
krommen van de wervelkolom (mictio, defecatie, coïtus, partus etc)
kantelen van het bekken

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. intercostales / lumbales
a. iliolumbalis
a. circumflexa ileum profunda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

m. quadratus lumborum

A

iliocostaal deel:

  • ligt het meest lateraal
  • heeft een longitudinaal verloop
  • loopt van laatste rib naar het os ileum

iliotransversaal deel:

  • ligt meer mediaal
  • heeft een craniomediaal verloop
  • splitsten af van de ventromediale zijde van het iliocostale deel en lopen naar craniaal gelegen wervellichamen (er worden 3 tot 4 wervels overbrugd)

functie:
krommen wervelkolom
kantelen bekken
ribben naar caudaal brengen –> hulp bij geforceerde ademhaling

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. intercostales / lumbales
a. iliolumbalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

m. psoas major

A

o: wervellichaam laatste ruggenwervels, wervellichaam eerste lendenwervels
i: loopt doorheen lacuna musculorum en eindigt op trochanter minor (mediale zijde van de femur)

bij GHD heeft ook een beginpunt op de achtervlakte va nde achterste ribben (geforceerde ademhaling mogelijk), versmelting met de m. iliacus is minder uitgesproken

functie:
krommen wervelkolom (bij vast achterbeen)
buigen heupgewricht
GHD: hulp bij geforceerde ademhaling
supinatie

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. intercostales / lumbales
a. iliolumbalis
a. circumflexa ileum profunda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

m. iliacus

A

versmelt met m. psoas major tot m. iliopsoas
eindpees van m. psoas major loopt over de ventrale zijde van de m. iliacus en deelt deze spier schijnbaar op in twee delen:
mediaal deel
- begint op darmbeenzuil en eindigt tezamen met de m. psoas major en het laterale deel op trochanter minor (loopt dus doorheen lacuna musculorum
lateraal deel
- begint in de omgeving van tuber coxae en eindigt tezamen met m. psoas major en het mediale deel op trochanter minor (loopt dus doorheen lacuna musculorum

functie:
krommen wervelkolom (bij vast achterbeen) (wegens versmelting met m. psoas major)
buigen heupgewricht (wegens versmelting met m. psoas major)

innervatie: lendenzenuwen (L1-L6)

bloedvoorziening:

aa. lumbales
a. iliolumbalis
a. circumflexa ileum profunda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

m. gluteus superficialis

A

o: tuber coxae, os sacrum
i: trochanter major, trochanter tertius

bedekt slechts deel van m. gluteus medius

craniale zijde gaat gedeeltelijk versmelten met de m. tensor fasciae latae
caudale zijde loopt in richting van os sacrum
tussen deze twee delen is de spier gereduceerd tot een aponeurose

diersoortverschillen zie cursus
functie = strekker van het heupgewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

m. gluteus medius

A

o: os ileum: crista iliaca, ala ossis ilii
bij GHD nog een tongvormige uitloper die aangrijpt op de fascia thoracolumbalis

i: trochanter major (onder de eindpees kan zich, zeker bij GHD, een slijmbeurs bevinden)
Bij GHD nog een uitloper die eindigt voorbij de caudale rand van de trochanter major

functie: strekker van het heupgewricht, abductie, bij GHD steigeren en propulsie (dankzij uitloper op de fascia thoracolumbalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

m. gluteus accessorius

A

bij carn versmolten met m. gluteus medius

o: ala ossis ilii
i: trochanter major

functie: strekker van het heupgewricht, abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

m. gluteus profundus

A

o: darmbeenzuil, spina ischiadica
i: binnenzijde trochanter major

functie: zwakke strekker van het heupgewricht, abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

m. piriformis

A

alleen bij carn

o: achterrand m. gluteus medius en ventraal van het os scarum en staartwervels
i: achterrand trochanter major

functie: helpt bij het strekken van het heupgewricht en het abduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

m. abductor cruris caudalis

A

alleen aanwezig bij carn, ligt tussen m. biceps femoris en m. semitendinosus

o: lig. sacrotuberale bij de hond, staartbasis bij de kat
i: fascia cruris

functie: zwakke strekker van het heupgewricht en een zwakke abductor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

m. biceps femoris

A

o: onderzijde os ischium, tuber ischiadicum
i: fascia lata
- patella
- patellabanden
- crista tibiae
- fascia cruris
- tendo accessorius dat gaat versmelten met de eindpees van m. gastrocnemius tot het tendo calcaneus communis en vervolgens gaat eindigen op tuber calcanei

diersoortbespreking zie cursus

functie:
- strekken van het heupgewricht
- bij vast achterbeen –> strekken van het kniegewricht
- bij los achterbeen –> hulp bij het buigen van de knie
- strekken van de tarsus (via tendo accessorius)
- abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

m. semitendinosus

A

o: tuber ischiadicum
i:
- aponeurose versmelt met de aponeurose van de m. gracilis en van de m. sartorius
- crista tibiae
- fascia cruris
- tendo accessorius dat gaat versmelten met de eindpees van m. gastrocnemius tot het tendo calcaneus communis en vervolgens gaat eindigen op tuber calcanei

diersoortbespreking zie cursus

functie:

  • strekken van het heupgewricht
  • bij vast achterbeen –> strekken kniegewricht
  • bij los achterbeen –> hulp bij het buigen van de knie
  • strekken van de tarsus (via tendo accessorius)
  • adductie
19
Q

m. semimembranosus

A

o: tuber ischiadicum
i:
- mediale condyl femur
- mediale collateraalband van het femerotibiale gewricht
- mediale condyl van tibia

diersoortbespreking zie cursus

functie:

  • strekken van het heupgewricht
  • bij vast achterbeen –> strekken van het kniegewricht
  • bij los achterbeen –> hulp bij het buigen van de knie
  • adductie
20
Q

m. tensor fasciae latae

A

o: tuber coxae
i: fasciae lata en bijgevolg indirect op patella, patellabanden en crista tibiae

functie:

  • opspannen fascia lata
  • buigen van het heupgewricht
  • strekken van het kniegewricht
21
Q

m. sartorius

A

o: os ileum (omgeven door eindpees van m. psoas minor) en loopt doorheen lacuna musculorum
i: mondt uit in de aponeurose van de m. gracilis (eindigt zo indirect op de patellabanden, crista tibiae en fascia cruris

functie: buigen van het heupgewricht
- adductie
- strekken van het kniegewricht

22
Q

m. pectineus

A

o: pecten ossis pubis
i: halverwege de dorsomediale zijde van de femur

functie:

  • buigen van het heupgewricht
  • adductie
  • supinatie
23
Q

m. rectus femoris

A

o: area m. recti femoris (twee indeukingen juist voor het acetabulum)
i: patella (en bijgevolg via de patellabanden op crista tibiae)

functie:

  • buigen van het heupgewricht
  • strekken van het kniegewricht
24
Q

m. gracilis

A

direct onder de huid, mediaal
vormt achterrand vd driehoek van Scarpa

o: symphysis pelvis (via tendo symphysialis, deze fungeert ook als aanhechtingsplaats voor de m. adductor)
i: via een brede aponeurose (die versterkt wordt door de eindpees van de m. sartorius) op patellabanden, crista tibiae, lig. femerotibiale mediale en fascia cruris

functie:

  • adductie
  • strekken van het heupgewricht
  • strekken van het kniegewricht bij een vast achterbeen
  • buigen van het kniegewricht bij een los achterbeen
25
Q

m. adductor

A

bestaat uit 3 spieren: longus, brevis en magnus
longus is opgenomen in de m. pectineus
afh diersoort versmelting van brevis en magnus
*m. adductor brevis:
- o: ventraal van os pubis
-i: halverwege de caudomediale zijde van de femur (zelfde als m. pectineus)

  • m. adductor magnus
  • o: ventraal van os ischium
  • i: distaal van de femur en in de omgeving van epicondylus medialis

eq: apart
Ru: volledig versmolten
Carn: grotendeels versmolten

functie: adductie en strekken van het heupgewricht

26
Q

mm. gemelli

A

is een enkelvoudige spier

o: ventraal van de rand van incisura ischiadica minor
i: fossa trochanterica (eindpees versmelt met de eindpees van de . obturatorius internus)

functie: supinatie en lichte abductie

27
Q

m. quadratus femoris

A

o: ventraal van os ischium
i: iets distaal van fossa trochanterica

functie:

  • supinatie
  • lichte strekker van het heupgewricht
  • lichte adductie
28
Q

m. obturatorius internus

A

heeft een iliacaal en een ischiopubicaal deel. tussen deze delen kan men de n. obturatorius terugvinden

o:

  • iliacaal deel: binnenzijde van de darmbeenzuil
  • ischiopubicaal deel: binnenzijde os pubis en ischium, rondom foramen obturatorium

i:

  • eindpees loopt door het spatium ischiadicum minor (en deelt mm. gemelli schijnbaar op in een craniaal en in een caudaal deel)
  • fossa trochanterica

eq: aanwezig
ru: afwezig –> vervangen door intrapelviene deel van m. obturatorius externus
carn: aanwezig

functie: supinatie van het heupgewricht en lichte abductie

29
Q

m. obturatorius externus

A

bij diersoorten waar m. obturatorius internus ontbreekt heeft de m. obturatorius externus naast een extrapelvien ook een intrapelvien deel

  • pars extrapelvina
  • o: ventraal van os pubis en os ischium, rondom het foramen obturatorium
  • i: fossa trochanterica
  • pars intrapelvina
  • o: aan de randen van het foramen obturatorium langs de binnenzijde van het bekken
  • i: einde van de spiervezels kruipt door het foramen obturatorium en eindigt op het pars extrapelvina van m. obturatorius externus

eq: enkel extrapelvina
ru: beide aanwezig
carn: enkel extrapelvina

functie: supinatie en adductie

30
Q

m. quadriceps femoris

A

bevat 4 hoofden:

  • caput longum = m. rectus femoris (zie andere dia)
  • caput laterale = m. vastus lateralis
  • o: caudolaterale vlakte femur, onder trochanter major
  • i: patella (indirect via dit sesamsbeen en de patellabanden op tuberositas tibiae en crista tibiae
  • caput mediale = m. vastus mediale
  • o: mediale vlakte femur
  • i: patella (zelfde als lateralis)
  • caput accessorius = m. vastus intermedius
  • o: craniale vlakte van de proximale helft van de femur en gedeeltelijk op m. vastus lateralis en m. vastus medialis
  • i: patella (zelfde als lateralis)

patella = sesamsbeen in eindpees (de patellabanden) van de m. quadriceps femoris

functie:

  • strekken knie (=voornaamste strekker)
  • m. rectus femoris is ook een buiger van het heupgewricht

inn: femoralis

bloed:

a. circumflexa femoris medialis
a. circumflexa femoris lateralis

31
Q

m. popliteus

A

kort driehoekig, ligt in knieholte en wordt bedekt door m. gastrocnemius

o: fossa poplitea (laterale condyl femur). loopt in caudodistale richting tussen de laterale meniscus en de laterale collateraalband van het femerotibiale gewricht langs de incisura poplitea naar de caudale vlakte van de tibia
- bij carn: sesambeentje in beginpees
- beginpees wordt omgeven door een uitloper van het gewrichtskapsel van femerotibiale gewricht (het laterale compartiment)

i: spiervezels lopen in caudomediale richting en eindigen in het periost van de proximale helft van de tibia (worden bedekt door de m. flexor digitorum superficialis en m. gastrocnemius

functie:
buigen van het kniegewricht
pronatie (vooral bij Carn)

innervatie: n. tibialis
bloed: a. poplitea

32
Q

m. gastrocnemius

A

2 spierbuiken; lateraal en mediaal deel
o: laterale en mediale fossa of tuberositas supracondylare
bij carn zitten er sesambeentjes in beginpezen van beide delen –> de vesaliusbeentjes/fabellaebeentjes
i: eindpees draait onder eindpees van m. FDS, via tendo calcaneus proprius (achillespees) aan tuber calcanei
tussen tuber calcanei en de tendo calcaneus proprius bevindt er zich een slijmbeurs

functie:
machtige strekker van de tarsus
helpt bij het buigen van het kniegewricht

innervatie: n. tibialis
bloedvoorziening:
- a. saphena (ramus caudalis)
- a. poplitea
- aa. caudales femores
33
Q

tendo calcaneus communis

A

omvat alle peesstructuren die eindigen op het tuber calcanei

  • achillespees/ tendo calcaneus proprius (m. gastrocnemius)
  • tendo accessorius van m. biceps femoris
  • tendo accessorius van m. semitendinosus
  • eindpees van m. flexor digitorum superficialis
  • fascia cruris
34
Q

m. soleus

A

zwak aan laterale zijde van m. gastrocnemius te vinden
afwezig bij hond
o: fibulahoofdje
i: versmelt met laterale zijde van m. gastrocnemius

functie: zwakke strekker tarsus
innervatie: n. tibialis

bloedvoorziening:

  • a. saphena
  • aa. caudales femores
  • a. poplitea
35
Q

m. tibialis cranialis

A

meest mediaal van buigers en strekkers van de tenen, wordt grotendeels bedekt door m. EDL en door m. peroneus tertius

o:
- sulcus extensorius, tuberositas tibiae, condylus lateralis tibiae

i: eindpees doorboort de eindpees van de m. peroneus tertius, mediaal gelegen metatarsaalbeentjes
- is bij Eq dubbel

diersoortbespreking:

  • Eq:
  • laterale korte eindpees eindigt op tuberositas OMT III (tezamen met de eindpees van m. peroneus tertius)
  • mediale, lange eindpees (spatpees) eindigt aan spatbeentje of OT I + II (onder deze eindpees een slijmbeurs die aanleiding kan geven tot een gebilobeerde zwelling thv de mediale zijde van de tarsus bij ontsteking of hydrops van deze slijmbeurs) (weke spat)
  • Ru
  • heeft enkelvoudige eindpees die eindigt op tuberositas OMT III
  • deze eindpees stuurt ook peesstrookjes richting OT I
  • Carn
  • m. peroneus tertius afwezig, dus m. tibialis cranialis ligt oppervlakkig en heeft een spoelvormige spierbuik (ipv plat)
  • enkelvoudige eindpees eindigt op OMT II en OT I

functie:
buigen tarsus, lichte supinatie bij Carn

innervatie: n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranials, rami musculares
- a. saphena ramus cranialis

36
Q

m. peroneus tertius (m. fibularis tertius)

A

bedekt m. tibialis cranialis

o: fossa extensoria (tezamen met m. EDlongus)

i: einpees wordt doorboord door eindpees van m. tibialis cranialis en is daardoor steeds dubbel
- mediale eindpees eindigt op tuberrositas OMT III
- laterale eindpees eindigt op laterale tarsaalbeentjes

diersoortbespreking

  • Eq
  • m. peroneus tertius is bijna volledig verbindweefseld en wordt daardoor aangeduid als het lig femerometatarsale
  • door hoge gehalte aan peesweefsel is deze spier een passieve buiger van de tarsus geworden en coördineert ze de beweging van het knie- en het tarsaal gewricht
  • dubbele eindpees
    • mediale eindigt op tuberositas OMT III (stuurt ook peesstrookjes naar OT II + III)
    • laterale eindigt op OMT IV
  • Ru
  • m. peroneus tertius bezit nog een hoog gehalte aan spierweefsel is dus actieve buiger van tarsus
  • dubbele eindpees
    • mediale eindigt op tuberositas OMT II (stuurt ook nog peesstrookjes naar OT II + III)
    • laterale eindigt op OMT IV
  • Carn
  • afwezig

functie:

  • buiger tarsus
  • strekker knie
  • synchroniseert beweging knie en tarsus

innervatie: n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranialis, rami muscularis

37
Q

m. peroneus longus (m. fibularis longus)

A

bevindt zich tussen m. EDlongus en m. EDlateralis. De reductie vand eze spier is recht evenredig met reductie fibula.
Ze bezit een spoelvormige tot driehoekige korte spierbuik en een zeer lange eindpees die via de plantaire vlakte van de tarus gaat eindigen mediaal van de metatarsus

o: omgeving van het fibulahoofdje (fibula, lat coll band vh femerotibiale gewricht, tibia)

i: lange eindpees loopt over eindpees van m. EDlateralis, vervolgens loopt ze in een groeve in de malleolus lateralis, duikt onder de lat collband van de tarus, kruipt onder de buigers van de tenen
- eindigt aan mediale tarsaal- en metatarsaalbeentjes

diersoortbespreking:

  • Eq
  • afwezig
  • Ru
  • bezit een driehoekige spierbuik
  • loopt tussen m. EDlongus en lateralis
  • eindigt op OT I
  • Carn
  • bezit een spoelvormige spierbuikg (best vertegenwoordigt uit de peroneusgroep)
  • eindigt op OMT II

functie:

  • buiger van de tarsus
  • pronatie voet

innervatie:
- n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranialis, rami musculares

38
Q

m. peroneus brevis (m. fibularis brevis)

A

reductie evenredig met reductie fibula. Spier is enkel nog bij Carn aanwezig
wordt bedekt door de m. peroneus longus en m. EDlateralis

o: distale twee derde van de fibula
i: eindpees loopt caudaal van de malleolus laterlis en eindigt op OMT V

functie:

  • zwakke buiger tarsus
  • abductie voet

innervatie: n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranialis

39
Q

m. ED longus

A

ligt tussen de m. peroneus tertius en de m. tibialis cranialis.

o: fossa extensoria (tezamen met de m. peroneus tertius)
i: ontvangt versterking van de m. interosseus medius, eindigt op processus extensorius van de (steun)tenen

diersoortbespreking:

  • Eq
  • enkelvoudige spierbuik
  • thv proximale vierde van de MT ontvangt de eindpees de eindpezen van de m. ED brevis en m ED lateralis
  • Ru
  • twee spierbuiken
    • m. ED longus = laterale hoofd
      • o: fossa extensoria
      • i: na ontvangst van eindpees van m. ED brevis splitst de eindpees thv de kogel in twee eindpezen (gemeenschappelijke strekker) die elk eindigen aa nde dorsale zijde van de klauwbeenderen van beide tenen
    • m. ED medialis = mediale hoofd
      • o: fossa extensoria
      • i: na ontvangst van versterkingsstroken van m. interosseus medius eindigt deze spier als eigen strekpees van de mediale teen thv klauwbeen
  • Carn
  • 1 spierbuik
  • ligt oppervlakkig tussen m. tibialis cranialis en m peroneus longus
    • i: onder de tarsus splitst de eindpees in 4 eindpezen, die na het ontvangen van versterkingsstroken van de MIM eindigen op dorsale zijde van phalanx distalis van de 4 steuntenen (II, III, IV, V)

functie:

  • strekken steuntenen
  • buigen tarsus
  • (buigen/strekken knie afh van stand achterbeen wanneer contractie wordt ingezet

innervatie: n. peroneus communis
bloedvoorziening: a. tibialis cranialis, rami musculares

40
Q

m. ED lateralis

A

bevindt zich tussen laterale coll banden van het femerotibiale gewricht en van de tarsus. Deze spier ligt achter de peroneusgroep. indien m. peroneus longus aanwezig is, kruist de eindpees van deze spier de eindpees van m. ED lateralis

o: laterale collband femerotibiale gewricht, fibulahoofdje
i: oorspronkelijk op de distale phalanx

diersoortbespreking:

  • Eq
    • versmelt met de eindpees van m. ED longus thv proximale vierde van de MT
  • Ru
    • ontvangt versterkingsstroken van MIM
    • i: dorsale zijde van het klauwbeen van de laterale teen (eigen strekpees laterale teen)
  • Carn
    • spier wordt bedekt door m. peroneus longus
  • de eindpees versmelt met de eindpees van m ED longus voor teen V

functie:

  • strekken van de tenen
  • buigen van tarsus

innervatie:
n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranialis, rami muscularis

41
Q

m. ED brevis

A

hoort in feite tot de korte teenspieren

o: basis calcaneus
i: versmelt met de eindpees van m. ED longus

diersoortbespreking:
*Eq: versmelt met m. ED longus

  • Ru: versmelt met m. ED longus, de gemeenschappelijke strekker van beide tenen
  • Carn: spiertje bestaat uit 3 spierbuikjes, de eindpezen versmelten met de eindpezen van m ED longus voor teen II, III, IV
    functie: zwakke strekker vd tenen
    innervatie: n. peroneus profundus
    bloedvoorziening: a. dorsalis pedis
42
Q

m. ED primi (hallucis) longus

A

enkel bij Carn en Ov. ondanks de afwezigheid van eerste teen, bij andere diersoorten is deze spier opgenomen in m. tibialis cranialis

o: proximale helft fibula, wordt bedekt door m. peroneus longus
i: eindigt ergens op teen II (varieert van MTbeen tot klauwbeen)

functie:

  • zwakke strekker teen
  • supinatie teen

innervatie:
- n. peroneus communis

bloedvoorziening:
- a. tibialis cranialis, rami musculares

43
Q

m. FDS

A

bijna volledig bedekt door laterale spierbuik van m. gastrocnemius

o: fossa/tuberositas supracondylare van de laterale condyl van de femur (onder het begin van de laterale spierbuik van m. gastrocnemius)

i: eindigt met peeskap op tuber calcanei na via de mediale zijde over achillespees gedraaid te zijn (er bevindt zich een lsijmbeurs tussen deze peeskap en tuber calcanei)
- twee korte eindschenkels naar torus palmaris van het kroonbeen

diersoortbespreking:

  • Eq
  • enkelvoudige spierbuik, bijna volledig peesweefsel
  • thv tarsus zijn m FDS en profundus omgeven door gemeenschappelijke peesschede = tarsaalschede
  • m. FDS vormt boven het kogelgewricht een manica flexoria rondom de diepe buiger
  • thv kogelgewricht zijn m. FDS en profundus omgeven door gemeenschappelijke peesschede = sesamschede
  • Ru
  • enkelvoudige spierbuik
  • vormt tezamen met oppervlakkig deel MIM een manchette rondom diepe buiger
  • thv kogelgewricht splitst eindpees in twee eindpezen die eindigen op de kroonbeenderen van de twee steuntenen
  • tarsaalschede is vervangen door drie afzonderlijke slijmbeurzen
  • iedere teen heeft een sesamschede en een bursa podotrochlearis
  • carn
  • enkelvoudige spierbuik
  • eindpees loopt over het retinaculum flexorum
  • onder tarsus splitst de eindpees in 4 eindpezen die eindigen op de kroonbeenderen van de steuntenen (II, III, IV, V)

functie:

  • buigen steuntenen
  • strekken tarsus
  • helpt bij buigen kniegewricht

innervatie: n. tibialis

bloedvoorziening:

  • aa. caudales femores
  • a. saphena, ramus caudales
  • a. poplitea
44
Q

m. FD profundus

A

bevindt zich op caudale vlakte van de schenkel, onder mFDS. deze spier bestaat in feite uit 3 spieren:

  • m. tibialis caudalis
  • zwakste hoofd
  • lateraal gelegen, afgeplat met een lange eindpees
    • o: caudale vlakte van condylus lateralis van de tibia (Eq en Ru), of aan caudale vlakte van de fibula (Carn)
    • i: versmelt met de eindpees van de m. FDlateralis proximaal van de tarsus
  • m. flexor digitorum medialis (m. flexor digitorum longus)
  • zwak hoofd, mediaal gelegen
    • o: caudomediale vlakte van de tibia, mediaal van m. FD lateralis
    • i: eindpees loopt in een groeve in de malleolus medialis en versmelt onder de tarsus met de eindpees van m. FD lateralis
  • m. flexor digitorum lateralis (m. flexor hallucis longus)
  • sterkst ontwikkeld, maar doorspekt met peesweefsel, lateraal gelegen
    • o: fibulahoofdje, caudale vlakte van de condylus lateralis van de tibia en de caudoproximale vlakte van de tibia
    • i: aponeurotische eindpees loopt over het sustentaculum tali, finaal eindt deze pees op de phalanx distalis van de steuntenen

diersoortbeespreking:

  • Eq:
  • diepe buigpees ontvangt halverwege MT een ligamentum accessorium
  • tussen einde diepe buiger en straalbeen ligt een kleine maar klinisch belangrijke slijmbeurs = bursa podotrochlearis
  • Ru
  • tussen diepe buiger en straal been een bursa podotrochlearis
  • CCarn
  • fijne eindpees van de m. tibialis caudalis versmelt met de mediale collband van de tarsus

functie:

  • buigen tenen
  • strekken sprong

innervatie: n. tibialis

bloedvoorziening:

  • aa. caudales femores
  • a. saphena, ramus caudalis
  • a. poplitea
  • a. tibialis caudalis