aardrijkskunde hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

hoogtezones

A

gebieden tussen bepaalde hoogtelijnen, die een voor die hoogte kenmerkende vegetatie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tropisch laagland

A

laaggelegen gebieden met een tropisch klimaat, meestal warm en vochtig en met een tropisch regenwoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

andesiet

A

stollingsgesteente dat kan ontstaan bij vulkaanuitbarstingen door subductie en kenmerkend is voor de andes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

erts

A

gesteente met een dusdanige hoge concentratie van een bepaalde grondstof dat op economisch rendabele wijze gewonnen kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ertsvorming

A

de endogene en exogene processen die zorgen voor hoge concentratie van grondstoffen in bepaalde gesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fossiele energiebronnen

A

energiebronnen als steenkool, aardolie en aardgas die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoogvlakte/hoogland

A

een gebied met weinig relief dat meer dan 500 meter boven zeeniveau ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

passieve continentrand

A

continentrand die zonder plaatgrens overgaat in oceanische korst, zoals de oostzijde van zuid-amerika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

duale economie

A

een economie die bestaan uit formele sectoren naast grote informele sectoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorlandbekkens

A

sedimentbekkens rond een gebergte, bij de Andes vooral aan de oostzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

industrialisatie

A

de toename van het belang van de industrie voor het bbp en de werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de-agrarisatie

A

de afname van het belang van de landbouw voor het bbp en werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tertiairisering

A

de toename van het belang van de dienstensector voor het bbp en de werkgelegenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

latifundia

A

zeer grote landbouwbedrijven in midden- en zuid-Amerika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

flexcrops

A

gewassen als voedsel en brandstof kunnen dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

foodcrops

A

vooral eigen gebruik verbouwd en eventuele overschotten worden op lokale markt verkocht

14
Q

cashcrops

A

handelsgewassen voor wereldmarkt worden verbouwd

15
Q

exportvalorisatie

A

het verhogen van de toegevoegde waarde van exportgoederen, bv door bewerken van grondstoffen

16
Q

handelsbalans

A

overzicht van de waarde van de in- en uitvoer van goederen en diensten van een land

17
Q

landdegradatie

A

aantasting van landschap (vooral bodem)

17
Q

importsubstitutie

A

vervangen van importgoederen door eigen productie

18
Q

risicoperceptie

A

subjectieve inschatting van de natuurlijke risico’s in een gebied, die van invloed is op hoe goed mensen op een natuurramp voorbereid zijn

18
Q

aardverschuivingen

A

het in beweging komen van los verweringsmateriaal op hellingen

18
Q

waterbalans

A

overzicht van het verschil tussen de toevoer en afvoer van zoet water in een gebied

19
Q

lahar

A

modderstroom die bestaat uit een mengsel van verweringmateriaal, vulkanische as en water, in gang gezet door een vulkaanuitbarsting

19
Q

stormvloed

A

situatie waarbij een (spring)vloed samenvalt met een krachtige, aanlandige wind, waardoor een zeer hoge waterstand aan de kust kan ontstaan

20
Q

demografische druk

A

het niet-actieve deel van de bevolking, uitgedrukt als percentage van de ‘‘actieve’’ bevolking