aardrijkskunde H 1 en 2 Flashcards

begrippen

1
Q

atmosfeer

A

daar speelt het weer zich in af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

weerelementen

A

temperatuur, neerslag, luchtdruk, wind en bewolkingsgraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zonkracht

A

is een maat voor de hoeveelheid uv-straling in het zonlicht die de aarde bereikt en heeft een waarde tussen 1 en 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klimaatfactoren

A

temperatuur, vocht, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

breedteligging

A

dit is de afstand tot de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoogteligging

A

boven zeeniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gesteldheid van aardoppervlak

A

het soort oppervlak dat de zon verwarmd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

isothermen

A

lijnen die plaatsen met een gelijke temperatuur vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

luchtdruk

A

is de kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

barometer

A

daar kan je luchtdruk mee meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

isobaar

A

is een lijn op een kaart die gebieden met dezelfde luchtdruk verbind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

windroos

A

kan je helpen bij het benoemen van de windrichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zeewind en aanlandige wind

A

als de wind van zee naait land waait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

landwind en aflandige wind

A

wanneer de wind van land naar zee waait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stijgingsneerslag

A

wanneer er genoeg vocht in wolken zit om neerslag te vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

koufront

A

als koude lucht in een gebied met warme lucht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

warmtefront

A

als warme lucht in een gebied met koude lucht komt

18
Q

frontale neerslag

A

wanneer er neerslag valt bij warmtefront of koufront

19
Q

welk klimaat komt er voor in het noorden van Spanje

A

gematigd zeeklimaat

20
Q

welk klimaat komt er voor in het noordwesten van Spanje

A

middellandse zeeklimaat met koele zomers

21
Q

welk klimaat komt er voor in het zuiden van Spanje

A

middellandse zeeklimaat

22
Q

welk klimaat komt er voor in het hooggebergte van Spanje

A

landklimaat en toendraklimaat door lage breedteligging

23
Q

welk klimaat komt er voor in de delen van zuidkust en binnenland van Spanje

A

steppeklimaat en woestijnklimaat

24
Q

wet van Buys Ballot

A

gaat koude en warme lucht om elkaar heen draaien

25
hoe is de zomer in Nederland
meer frontale neerslag
26
hoe is de zomer is Spanje
droog en zonnig
27
hoe is de winter in Spanje
meer frontale neerslag
28
neerslagverdeling
verdeling van neerslag in gebied periode waarin de neerslag valt
29
neerslagintensiteit
hoeveel neerslag per tijdseenheid (uur/dag)
30
gematigd zeeklimaat
elk seizoen voldoende neerslag (Nederlands klimaat)
31
middellandse zeeklimaat
droge zomer en natte winter (meest voorkomend in Spanje)
32
steppeklimaat
alle maanden weinig regen
33
piekafvoering
hoeveel water stroomt er is een bepaalde periode ergens doorheen
34
gevolgen van piekafvoering
overstromingen, bodemerosie en modderstromen
35
nuttige neerslag
het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en verdamping in een gebied
36
neerslagoverschot (positief)
wanneer er meer regen valt dan er verdamping in een een regio
37
neerslagtekort (negatief)
wanneer er meer verdamping is dat er regen valt in een regio
38
waterbalans
gemiddelde nuttige neerslag per jaar
39
irrigatie
water aanbrengen/aanvoeren
40
nadeel van irrigatie
verzilting. wanneer een gebied zout word