Aardrijkskunde 3de Graad Examrncommissie Flashcards

1
Q

De absolute afstand

A

Of ligging is de afstand in kilometers tussen beide plekken in vogelvlucht. Deze afstand is voor iedereen hetzelfde en veranderd nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De relatieve afstand

A

Is de afstand uitgedrukt in tijd, kosten en moeite. Relatief gezien wil dit zeggen dat je iets in relatie ziet tot de andere plek. De relatieve afstand is dus voor iedereen anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De relatieve afstand (bv.)

A

Ga je bijvoorbeeld met de fiets dan ligt een plek op 3 uur afstand van jou, terwijl je met de auto een afstand hebt van bijvoorbeeld een half uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het gradennet

A

De aardrotatie wordt gebruikt om de aarde en haar oppervlakte in te delen in een gradennet. Dit gradennet wordt gebruikt voor lokalisatie op aarde maar ook voor het bepalen van tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Breedteligging

A

Met de breedtegraden kan je meten hoe ver een plaats ligt ten opzichte van de evenaar. Dit noemen we ook wel de BREEDTELIGGING van een plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ruimtelijke beroepenvelden (BV.)

A

-Toeristisch medewerkers, -distributiesector en handelssector,
-de wetenschapssector ,
-de milieukundige voor de politieke, industrie,…,
-journalisten,
-vastgoedsector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysische geografie

A

Is de studie van het bestaan en de vorming van de fysische leefwereld (valleien, bergen, bodem,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Milieukunde

A

(Fysische geografie) - studie van het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geologie

A

(Fysische geografie) -studie van het ontstaan van de aarde en hoe ze verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geomorfologie

A

(Fysische geografie) -onderzoekt de inpasbaarheid van ingrepen in het reliëf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vulkanologie

A

(Fysische geografie) -studie van vulkanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Seismologie

A

(Fysische geografie) -studie van aardbevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stratigrafie

A

(Fysische geografie) -studie van steenlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pedologie

A

(Fysische geografie) -studie van de verandering van de bodemlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hydrologie

A

(Fysische geografie) - studie van water in de atmosfeer en in onze bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cartografie

A

(Fysische geografie) -verandering van land-zee en lucht kaarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociaal en economische geografie

A

Heeft speciale aandacht aan vorming van (wereld) steden, demografische, financiële en economische stromen binnen en tussen regio’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Migratie

A

(Sociaal en economische geografie) - studie van de verplaatsing van volkeren en diersoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stadssociologie en ruimtelijke economie

A

(Sociaal economische geografie) - studie van de groei en de structuur van steden en de ruimtelijke patronen van menselijke activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Toerisme

A

(Sociaal economische geografie) - studie van toerisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Archeologie

A

(Sociaal economische geografie) - studie van opgravingen en culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Plaatsbepaling kaart : NATUURKUNDIG

A

Gebergte, bergen, rivieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Plaatsbepaling kaart: STAATKUNDIG

A

Landen, steden, plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Nulmeridiaan

A

2de as - dit is de lijn die van de Noordpool naar de zuidpool loopt de stad Greenwich —> de meridiaan van Greenwich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tijdzones

A

De aarde verdeeld in 24 tijdzones die elke 15 lengtegraden breed zijn. (360 graden gedeeld door 24 uur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

GPS- systeem
5- categorieën

A

Global positioning system
- positioning
- navigation
- tracking
- mapping
- timing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Positioning GPS

A

De eerste en meest bekende eigenschap van GPS is de plaatsbepaling: waar ben ik? GPS kan een precies tweedimensionaal beeld geven over hoogtes, ongeacht het weer. Op deze manier komt men tot de exacte plaatsbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Navigation - GPS

A

Weten waar je je bevindt is belangrijk maar weten ‘hoe je ergens anders kan geraken’ is net zo belangrijk. GPS bepaalt de locatie van de huidige en gewenste positie en zelfs snelheid en richting. Op deze manier kan dit systeem in combinatie met informatie over de omgeving een route bepalen en navigeren. GPS is oorspronkelijk ontwikkeld voor de navigatie van schepen en vliegtuigen. Dit vraagt uiteraard een grote nauwkeurigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Tracking - GPS

A

Met navigatie vind je de weg van de ene plek naar de andere, dan ‘volgt tracking alles op terwijl je je verplaats’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Tracking - GPS (bv.)

A

Het signaleren van een vrachtwagen die in de file staat, berekenen welke bus het snelst op jou bestemming zal zijn, of welke ambulance het snelst hulp kan bieden, zo kan een taxibedrijf bijvoorbeeld uitzoeken met tracking welke fout het efficiëntst is en welke taxi het snelst bij de klant kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Mapping - GPS

A

Gps kan ‘ elk detail van een voor ons onbekende wereld bekend maken door het in kaart te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Mapping GPS (bv.)

A

In kaart brengen van Bergen, rivieren, bossen, gebouwen, straten,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Timing - GPS

A

We gebruiken tijd op 3 verschillende manieren: ‘ tijd vertelt ons wanneer iets gebeurt, het helpt ons om een schema uit te bouwen en alles mooi volgens dat schema te laten verlopen en met tijd kunnen we meten hoelang het alles duurt’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Timing - GPS (werking)

A

Elke gps satelliet is uitgerust met meerdere atomische klokken die samen met het gps signaal de exacte tijd meesturen. De gps ontvangers op aarde ontvangen deze signalen en stellen hun tijd hierop af. Tijd wordt zo tot op 1 miljardste van een seconde gemeten. Gps is het systeem dat functioneert dankzij een netwerk van satellieten, die constant in een baan rond de aarde draaien. Deze satellieten sturen gecodeerde informatie door naar de ontvangers op aarde. De gps ontvanger ziet alleen de satellieten die op dat moment boven de horizon staan. Van op eender welke positie op aarde zijn er steeds ´4 satellieten ‘ zichtbaar boven de horizon. Overal ter wereld zijn deze te ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Topografische kaart

A

Geven de locaties (x-y coördinaten) weer van objecten zoals rivieren, plaatsen, wegen, monumenten, administratieve grenzen,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Thematische kaart

A

Deze geven een verschijnsel (thema) weer van het aardoppervlak, of een verschijnsel dat te relateren is aan een object op het aardoppervlak, als ‘derde dimensie’ op het platte vlak weergeven
Bv- weerkaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Strippenkaart

A

Bij een strippenkaart worden aantallen van een bepaald fenomeen getekend als stippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Figuratieve kaart

A

Een figuratieve kaart (hoeveelheden kaart) is gelijk aan de stippenkaart echter kunnen de stippen nu in grote verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

De chloropleet

A

Hier worden aantallen van een bepaald fenomeen omgerekend naar aantallen per oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

De isolijnenkaart

A

Een isolijnenkaart geeft een verschijnsel (hoogte, diepte, verschuilingsgraad) weer op basis van lijnen die gelijke waarden weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

De cartogram

A

Een cartogram geeft op een kaart via een lijn- staaf - taartdiagram aan hoe ik die gebieden bepaalde statische gegevens zich onderling verhouden of in tijd ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

De anamorfose

A

Is een kaart waarbij de vorm van een land min of meer behouden blijft maar waarbij de grootte evenredig is met een bepaald attribuut/ kenmerk van dat land
-bruto
-nationaal product
-aantal inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

De bewegingskaart

A

Geeft de beweging van goederen of mensen weer
-forensen
-trein beweging
-afvalstoffen
-aantal tonnen vervoer via scheepsvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Vectorformaat - GIS

A

Is een patroon van punten, lijnen en oppervlakten waardoor er ingezoomd en uitgezoomd kan worden op kaarten zonder verlies van kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Vectorformaat -GIS (bv.)

A

-grenzen
-straten
-percelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Rasterformaat -GIS

A

Aan elkaar grenzende vierkante vlakjes die elk een bepaalde waarde krijgen. Hiermee kan er gemakkelijker gerekend worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Rasterformaat GIS (bv.)

A

-landgebruik
-hoogtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Functies van GIS (bv.)

A

-gegevens uit database in kaart brengen
-statische en geografische analyses maken
-verschillende kaarten digitaal met elkaar vergelijken
-gebeurtenissen verklaren
-toekomstige patronen, trends, veranderingen voorspellen
-verschillende scenario’s en mogelijke oplossingen visueel voorstellen en vergelijken
-probleemloos wijzigingen aanbrengen op kaarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Ruimte gebruikt voor bos en natuur

A

Afname van de ruimte ingenomen door bos en natuurdomeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Ruimte gebruikt voor platteland

A

Afname van de ruimte voor de primaire sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Ruimte voor industrie

A

Toename van de ruimte gebruikt voor de secundaire sector

52
Q

Ruimte gebruikt voor transport

A

Zorgt voor sterke versnippering in Vlaanderen

53
Q

Ruimte gebruikt voor wonen

A

Aanzienelijk deel van de beschikbare ruimte in Vlaanderen - heeft invloed op het milieu: door bebouwingen van het platteland neemt de druk op de schaarse open toe

54
Q

Oorzaak fragmentatie

A

Het ruimte gebruik in Vlaanderen is niet optimaal en leidt tot fragmentatie

55
Q

Gevolgen fragmentatie

A

-ecologische achteruitgang door isolatie van dieren, ecotopen en verminderde verbondenheid
-visuele degradatie van het landschap
-meer verspreide bebouwing en verstoring bv. Lawaaihinder en bodemverontreiniging

56
Q

Morfologische verstedelijking

A

De zichtbare uitbreiding van de stad waarbij de ruimte rond de stad stedelijke kenmerken krijgt - BEBOUWINGSDICHTHEID

57
Q

Functionele verstedelijking

A

Hierbij wordt het verzorgingsgebied van de stad steeds groter - wordt gemeten aan de hand van aantal mensen dat lokaal tegenwerkgesteld word in de dienstensector of gewoon het aantal gewerkgestelde

58
Q

Sociaal economische verstedelijking

A

Het aantal mensen dat pendelt naar steden om te gaan werken aan de hand van andere huur en verkoopprijzen van woningen

59
Q

Sociologische verstedelijking

A

Verandering in beroepsstructuur van de mensen - meting aan de hand van aantal mensen dat in de stad woont

60
Q

Functionele verstedelijking (bv.)

A

Bibliotheken, concertzalen, musea,..

61
Q

Ontwikkeling in verstedelijking - 4

A

-urbanisatie
-suburbanisatie
-desurbanisatie
-re-urbanisatie

62
Q

Urbanisatie

A

Sterke bevolkingsgroei- in grote hoeveelheden moet de plattelandsbevolking migreren naar de stedelijke industriële gebieden, omdat de landbouw de bevolkingsgroei niet kan opvangen

63
Q

Suburbanisatie

A

Veranderen van wonen uit de stad, eerst naar de rand van de stedelijke agglomeratie dan naar de nog meer perifere gebieden - PLATTELANDSVLUCHT

64
Q

Suburbanisatie - pull factoren (bv.)

A

Meer in het groen wonen, rustiger,…

65
Q

Suburbanisatie - push factoren (bv.)

A

De druk van winkels/ horeca, te weinig groen,…

66
Q

Desurbanisatie

A

In de desurbanisatie fase zijn processen gelijkaardig aan suburbanisatie fase - de stad loopt bijna volledig leeg

67
Q

Re-urbanisatie

A

Fase van terugkeer naar de stad

68
Q

Segregatie -sociale ongelijkheid

A

-mensen met geld trekken weg
- er ontstaat een groeiende inkomers ongelijkheid tussen de centrale en de perifere delen van de stad

69
Q

Segregatie - in het centrum

A

Arme bewoners en mensen met immigratie achtergrond

70
Q

Segregatie - in de periferie

A

De midde- en hogere klasse

71
Q

Gevolgen segregatie

A
  • mensen met een lager inkomen hebben ook minder middelen om hun huis te onderhouden waardoor de kernstad meer en meer vervalt en de levenssfeer vermindert in deze buurten.
  • er ontstaan concentratiewijken
  • de binnenstad wordt minder aantrekkelijk
72
Q

Mogelijke oplossingen - segregatie

A

Opwaarderen van een buurt of stadsdeel op sociaal, cultureel en economisch gebied door oude vervallen gebouwen te renoveren en op te waarderen

73
Q

Luchtvervuiling

A

Door concentratie verkeer en files

74
Q

Luchtvervuiling - gevolg

A

Daling in levensverwachting - meer long en luchtweg ziektes

75
Q

Luchtvervuiling - mogelijke oplossing

A

Beter luchtzuivering en lichtfilters voor transport en industrie

76
Q

Water problemen

A

Er is minder water opname door de bodem doordat de bodem volgebouwd en gebetonneerd word
- er is een groter verbruik aan water

77
Q

Waterproblemen- gevolg

A

Gebieden drogen op en de waterkwaliteit daalt
- meer waterschaarste

78
Q

Water problemen - mogelijke oplossing

A

Beter waterbeheer en goede waterzuiveringsinstallatie

79
Q

Ziekten

A

Door hoge concentratie aan bevolking kunnen ziekte zich makkelijker verspreiden

80
Q

Ziekten - gevolg

A

Ziekte krijgen meer kans om sneller te verspreiden
- COVID 19

81
Q

Ziekten - mogelijke oplossing

A

Noodplan voor epidemeën en een goed beleid van vaccinatie

82
Q

Het site van een stad

A

Het site van een stad verklaart waarom een stad precies op die ene plek is gelegen en zich daar heeft kunnen ontwikkelen
-water
-grondstoffen en hulpmiddelen
-bereikbaarheid
-economische voordelen
-…

83
Q

Radiale (concentrische) stads patronen

A

Is meestal een ronde of ovale stad
- gekenmerkt door ommuring en 2 of meer hoofdbanen die allen elkaar kruisen of naar elkaar toekomen in het centrum van de stad

84
Q

Spinnenwebstadspatronen

A

Radiale stadspatroon dat wordt gekenmerkt door vele kleine kronkelende straten door elkaar waar er verschillende hoofdwegen op verschillende plaatsen elkaar kruisen

85
Q

Spinnenwebstadspatroon (bv)

A

Heeft winkelzones, woonzones, administratieve zones — Hasselt

86
Q

Dambord of gird stadspatroon - planmatig stadspatroon

A

Meestal rechthoekig
- wordt gekenmerkt door 2 of meer die allen elkaar loodrecht kruisen in het centrum — New York

87
Q

Langwerpig stadspatroon

A

Meestal rechthoekig dambord stad
- wordt gekenmerkt door langwerpige vorm en het volgen van een rivier — Dinant ->Maas

88
Q

Concentrisch zone theorie stadspatroon

A

Stad bestaat uit ringen met elk een functionele zone — Chicago

89
Q

Concentrisch zone theorie stadspatroon - zone ‘s

A

-centrale zakendistrict
-transitie zone (residentieel en commercieel landgebruik)
- woonste rijke middenklasse ( betere kwaliteit )
- pendelaars zone

90
Q

Voordelen spinnenweb stads structuur

A
  • alle functies zijn gecentraliseerd
  • echte zone verdeling: winkel zone, woonzone,…
  • vlotte verkeersstroom naar centrum
91
Q

Voordelen dambord structuur

A
  • goedkoper door efficiënter ruimtegebruik
  • veiliger en gemakkelijker voor voetgangers en fietsers
  • trager verkeer door vele kruispunten maar toch vlot verkeer
92
Q

Nadelen spinnenweb stads structuur

A

-tussen de hoofdwegen heel langzaam verkeer met vele files door smalle doorgang
- meestal verdeling tussen rijk en arm (buitenwijk/binnenstad)

93
Q

Nadelen dambord stads structuur

A

-geen echt stadscentrum
-gevaar voor segregatie

94
Q

Stedelijke hiërarchie

A

Rangschikking tussen de verschillende soorten steden op vlak van uitrustingsgraad en verzorgingsgebied

95
Q

Grote stad - hiërarchie

A

-werken als stuwende economische en culturele centra
-zijn onderling aan elkaar verbonden door snelwegen
-intense wisselwerking door grote steden
- zijn knooppunten van Belgisch stedelijk systeem

96
Q

Régionale stad hiërarchie

A

-gespecialiseerde goederen en diensten
- minder intense wisselwerking met grote steden
- tussen knooppunt van Belgisch stedelijk systeem

97
Q

Kleine stad - hiërarchie

A

Verzorgen de basisbehoeften van de inwoners

98
Q

Dorpen of plattelands bebouwde kern - hiërarchie

A
  • verzorgen basisbehoeften van de inwoners — medische zorgen -> stad
99
Q

Bestuursfunctie -stad

A

Rechtsregels moeten worden opgemaakt en opgevolgd. Wetten, rechten en plichten worden gemaakt uitgevoerd en gecontroleerd bv. Administratief, vredegerecht, belastingscontrole,…

100
Q

Dienstenfunctie - Stad

A

Diensten geven aan burgers bv. Stations, transportbedrijf, brandweer,…

101
Q

Woonfunctie -Stad

A

De stad moet voor woonplaatsen zorgen bv huizen, appartementen,…

102
Q

Werk functie - stad

A

De stad moet voor werkgelegenheden zorgen

103
Q

Onderwijsfunctie

A

De stad moet voor onderwijs zorgen, bv scholen, hoge scholen, universiteiten,..

104
Q

Recreatieve functie - stad

A

Diensten aanbieden voor ontspanning bv. Zwembaden, cafés, cinema’s,..

105
Q

Culturele functie- stad

A

Bv. Musea, concertzalen, kerken, opera’s,…

106
Q

Toeristische functie - stad

A

Toerisme zorgt voor werkgelegenheid bv. Restaurant, hotels, toeristische dienst,…

107
Q

Handelsfunctie - stad

A

Bv. Slager, bakker, supermarkt, winkelcentra,..

108
Q

Industriële functie - stad

A

De stad moet plek voor industrie voorzien bv. Fabrieken, brouwerij, haven,…

109
Q

Verzorgings functie - stad

A

De stad moet verzorging voor inwoners voorzien bv. Ziekenhuizen, dokters,..

110
Q

Fysische geografische indeling

A
  • zandstreken
  • polders
  • zandleemstreek
  • vennen en Ardennen
  • duinen
  • Kempen
  • leem streek
  • condrische streek en ardens heuvellandschap
111
Q

Socio economische indeling

A
  • natuurlijk landschap
  • stedelijk landschap
  • havenlandschap
  • landelijk of ruraal landschap
  • industrie landschap
  • toeristisch landschap
112
Q

Visuele indeling

A
  • open landschap
  • compartimenten landschap
  • coulisselandschap
  • gesloten landschap
113
Q

Traditionele landschappen

A

Zijn landschappen dat het resultaat zijn van de wisselwerking tussen het natuurlijke draagvlak (geologie, reliëf, bodem) en landontginning door de mens (landbouw, bewoningsvormen,..)

114
Q

Landschappen zijn erkend en beschermd - waarom

A

Erfgoed - cultuurlandschappen
•geschiedenis
•identiteit
Recreatie
Milieu
• luchtkwaliteit
• ecosystemen

115
Q

Kleine landschapselementen

A

Zijn lijn- of punt vormige elementen vaak waardevol voor dier en milieu + mag je niet zomaar veranderen of verwijderen
- hagen
- sloten
- bomen
- wegberm
-….

116
Q

Noodzaak van een structuurplan

A

De beschikbare ruimte in Vlaanderen is beperkt en eindig, de ruimte moet verdeeld worden door: mensen, landbouw, bedrijven

117
Q

4 uitgangspunten van het structuurplan

A
  • duurzaamheid
  • ruimtelijke draagkracht
  • kwaliteit van de ruimte
  • subsidiariteitsbeginsel
118
Q

Subsidiariteitsbeginsel

A

Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat elke bevoegde overheid op een bepaald bestuursniveau zich bezighoudt met alle materies die op het eigen niveau kunnen worden behandeld (een hoger niveau treed alleen op wanneer dat noodzakelijk is)

119
Q

Voorbeelden niveau’s subsidiariteitsbeginsel

A

1 gewestelijke niveau
2 Provençaal niveau
3 lokaal (gemeentelijk) niveau

120
Q

RSV

A

Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
- ruimtegebrek en kwaliteitsverlies oplossen
- duurzame ontwikkeling
- suburbanisatie tegengaan

121
Q

4 principes van RSV

A
  • gedeconcentreerde bundeling
  • economische ontwikkeling
  • infrastructuur
  • fysisch systeem
122
Q

Gesecondeerde bundeling

A

RSV
- streven naar verdichting en versterking van het stedelijk gebied
- versnippering tegengaan
(Vlaamse ruit)

123
Q

Vlaamse ruit

A

Gent - Antwerpen - Leuven - Brussel

124
Q

Economische ontwikkeling

A

RSV
De economische activiteiten concentreren in economische knooppunten en poorten

125
Q

Poorten - RSV

A

Economische ontwikkeling
- zeehavens
- hogesnelheidstrein stations
- trein lijnen
- luchthavens

126
Q

Infrastructuur

A

RSV
(Bereikbaarheid, ontsluiting — efficiënt infrastructuur netwerk)
VIA
- efficiëntie verhogen
- Vlaamse stedelijk netwerk beter gebruiken
- Economische activiteiten zo dicht mogelijk bij deze verkeersinfrastructuur laten bundelen
- lijnvormige infrastructuur (pijpleiding) worden ingedeeld in functionele categorieën

127
Q

Fysisch systeem

A

RSV
Tussen de nog bestaande open ruimte moeten verbindingen blijven bestaan om te vermijden dat de biodiversiteit afneemt
— rivieren netwerk