Aardrijkskunde: 3.1 en 3.2, 4.1-4.3 Flashcards

1
Q

wat is de bodem

A

dat is de bovenste laag van de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe heet het gedeelte onder de bodem

A

de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardoor kan de bodem donkergekleurd zijn?

A

daarin zitten vaak verteerde resten van planten en dieren (=humus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat bevat humus dat nuttig is voor planten?

A

voedingstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uit wat bestaat een geschikte bodem voor de landbouw

A

losse gesteenten, poriën en humus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar vind je afzettingsbodems met losse gesteenten?

A

in laag- en midden-België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor wat zijn afzettingsbodems met losse gesteenten geschikt?

A

voor akkerbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vind je verweringsbodems van vaste gesteenten?

A

in Hoog-België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor wat worden verweringsbodems van vaste gesteenten gebruikt?

A

voor weiden en bossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit zijn de bodem en de ondergrond opgebouwd?

A

uit gesteenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op basis van wat onderscheid je 2 soorten gesteenten

A

op basis van hun uitzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn deze twee soorten?

A

1) losse gesteenten: bestaan uit korrels
2) vaste gesteenten: zijn 1 geheel of 1 stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat heeft een gezonde bodem voor landbouw nodig?

A

5% humus
25% poriën met water
25% poriën met lucht
45% losse gesteenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke verschillende gesteenten zijn er?

A

grind, zand, leem en klei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de diameter van de korrels: grind, zand, leem en klei

A

grind: meer dan 2mm

zand: tussen 0,05 en 2mm

leem: tussen 0,002 en 0,05 mm

klei: kleiner dan 0,002mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verband tussen de korrelgrootte en de doorlaatbaarheid

A

Hoe groter de korrels van een los gesteente, hoe sneller het water doorsijpelt en hoe beter de doorlaatbaarheid

17
Q

wat zijn rijke bodems

A

bodems die de meeste voedingstoffen bevatten. (leenbodem en kleibodem)

18
Q

welk type bodem is een arme bodem

19
Q

wat is het verband tussen de korrelgrootte en hoe snel de voedingstoffen wegspoelen + arme/rijke bodem

A

hoe groter de korrels van een los gesteente, hoe sneller het water de voedingstoffen wegspoelt en hoe armer de bodem is.

20
Q

wat zijn de kenmerken en landschapselementen van een landelijk landschap

A
  • open landschap
  • akker
  • boerderij
  • weide
  • landweg
  • serres
  • verspreide bebouwing
  • stal
  • loods
21
Q

wat is het rendement

A

de opbrengst per hectare

22
Q

Wat is gemengde landbouw?

A

een landbouwtype waarbij landbouwactiviteiten gecombineerd worden: akkerbouw en/of tuinbouw en/of veeteelt

23
Q

welke 4 landbouwtypes bestaan er in België?

A

akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en gemengde landbouw

24
Q

wat is niet-grondgebonden veeteelt?

A

een vorm van veeteelt waarbij de dieren niet of nauwelijks buiten lopen. Je spreekt hier ook van hokdieren. (bv kippen, varkens, konijnen)

25
Q

door wat worden de landschappelijke verschillen vooral bepaald?

A

ze worden vooral bepaald door de bodem en teelten

26
Q

wat speelt ook een rol bij de landschappelijke verschillen?

A

de bevolkingsdichtheid: in dichtbevolkte gebieden kiest een landbouwer vooral voor tuinbouw omdat er minder ruimte ter beschikking is

27
Q

waar vind je vooral akkerbouw?

A

in minder dichtbevolkte gebieden