A1 Newcomer Flashcards
Zij is… En hij is…
Ella es… y él es
Bent u mevrouw…?
¿Usted es la señora…?
Ben jij…?
¿Tú eres…?
Ik ben…
Yo soy…
Aangenaam
¡Mucho gusto!
Ik leer Spaans
Aprendo español
Ik begrijp het niet
No entiendo
Kun je dat herhalen?
¿Puedo repetir?
Jullie (m/v)
Vosotros vosotras
Zij, meervoud (m/v)
Ellos ellas
Wij (m/v)
Nosotros nosotras
Jullie, meervoud formeel
Ustedes
Ben jij…?
¿Eres…?
Wie is hij?
¿Quien es él?
… en… Zijn docenten
… y… son profesores
Uitstekend!
¡Qué bien!
Pardon, spreekt u Spaans?
Perdón, ¿tu hablas inglés?
Ik spreek Spaans
Yo hablo español
Zij spreekt Duits
Ella habla alemán
Hij is Frans
Él es francés
Ik ben Duits
Yo soy alemana
Ben jij Italiaan? M
¿Tú eres italiano?
Zij is Spaans
Ella es española
Hoe heet jij?
¿Como te llamas?
Zij heten… en… (v)
Ellas se llaman… y …
Waar kom je vandaan?
¿De dónde eres?
Ik kom uit Duitsland
Soy de Alemania
Zij komen uit Italië
Ellos son de Italia
Wij komen niet uit Cuba
No somos de Cuba
Een beetje moe
Un poco cansado
Beter
Mejor
Alhambra is in Granada
La Alhambra está en Granada
Kom je uit…?
¿Eres de…?
Valentina is verdrietig
Valentina está triste
Je vrienden zijn erg lang!
¡Tus amigos son muy altos!
Vrolijk
Feliz
Goed, mooi
Bonito
Naar het centraal station
A la estación central
Naar het vliegveld
Al aeropuerto
Het spoor
La vía