9.2 Building block: testvarieteiten Flashcards

1
Q

testsoort

A

een groep van testactiviteiten die gezamenlijk worden uitgevoerd en aangestuurd. Zoals productie acceptatietest, gebruikersacceptatietest, functionele acceptatietest, systeem integratietest, systeemtest, unit integratietest, unittest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Testvorm

A

een groep testactiviteiten met het oogmerk het informatiesysteem op een aantal samenhangende (deelaspecten van) kwaliteitsattributen te controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderscheid tussen testsoort en testvorm binnen agile

A

binnen agile is er geen onderscheid meer. Alle testactiviteiten moeten immers georganiseerd en uitgevoerd worden in dezelfde iteratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderhoudbaarheid

A

Het gemak waarmee het infosysteem kan worden aangepast aan nieuwe wensen van de gebruiker, de veranderende externe omgeving of om fouten te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bruikbaarheid

A

De mate waarin het infosysteem is toegesneden op de organisatie en het profiel van de eindgebruikers voor wie het bedoeld is en bijdraagt aan het bereiken van de bedrijfsdoelstellingen.

Een bruikbaar infosysteem komt tot uiting in een verhoogde efficientie van de bedrijfsprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Acceptatietest

A

de door de gebruikers en beheerders in een zoveel mogelijk als-ware-het-productie omgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat het ontwikkelde systeem aan de functionele en kwalitatieve eisen voldoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inpasbaarheid

A

De mate waarin de handmatige procedures aansluiten op het geautomatiseerde informatiesysteem en de werkbaarheid van deze handmatige procedures voor de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beveiliging

A

De zekerheid dat raadpleging of mutatie van de gegevens uitsluitend mogelijk is door die personen die daartoe bevoegd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functionaliteit

A

De zekerheid dat de verwerking van de gegevens juist en volledig geschiedt, conform de beschrijving in de functionele applicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kwaliteitsattribuut

A

Een kwaliteitsattribuut beschrijft een kenmerk van een informatiesysteem.

  • beheerbaarheid
  • bruikbaarheid
  • beveiliging etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beheerbaarheid

A

Het gemak waarmee het info systeem in operationele staat kan worden gebracht en gehouden.

Beheerbaarheid is primair gericht op het technisch systeembeheer.

De installeerbaarheid van het infosysteem is een onderdeel van beheerbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Connectiviteit

A

Het gemak waarmee een koppeling met een ander infosysteem of binnen het infosysteem tot stand kan worden gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Continuiteit

A

De zekerheid dat de gegevensverwerking ongestoorde voortgang zullen kunnen vinden, dwz ook na ernstige storingen binnen redelijke termijn kan worden hervat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Controleerbaarheid

A

Het gemak waarmee de juistheid en volledigheid van de info (in het verloop van de tijd) gecontroleerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Flexibiliteit

A

De mate waarin de gebruiker zelf uitbreidingen of variaties op het infosysteem kan aanbrengen zonder dat de programmatuur wordt aangepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gebruikersvriendelijkheid

A

Het gemak waarmee de eindgebruiker kan leren omgaan met het infosysteem en het bedieningsgemak van het infosysteem voor ingeleerde gebruikers.

17
Q

Herbruikbaarheid

A

De mate waarin delen van het infosysteem, of van het ontwerp, opnieuw gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van andere toepassingen.

18
Q

Performance

A

De snelheid waarmee het infosysteem interactieve en batch-transacties afhandelt.

19
Q

Portabiliteit

A

De diversiteit van het hardware- en software-platform waarin het infosysteem kan draaien, en het gemak waarmee het systeem kan worden overgebracht van de ene omgeving naar een andere.

20
Q

Testbaarheid

A

Het gemak en de snelheid waarmee de functionaliteit en het prestatieniveau van het systeem (na iedere aanpassing) getest kunnen worden.

21
Q

Zuinigheid

A

De verhouding tussen het prestatieniveau van het systeem en de hoeveelheid resources die daarvoor gebruikt worden.

22
Q

Hoe kan beheerbaarheid worden getoetst?

A

Door de aanwezigheid van maatregelen en hulpmiddelen die het beheer vereenvoudigen/mogelijk maken, te beoordelen.

23
Q

Hoe kan beheerbaarheid worden getest?

A

Bijv door een installatietest uit te voeren en door de beheerprocedures (zoals backup en recovery) uit te voeren in de testomgeving.

24
Q

Hoe wordt bruikbaarheid getest?

A

Door (gebruikers)acceptatietests.

25
Q

Wat valt vaak onder de testvorm Usability?

A

Gebruikersvriendelijkheid en bruikbaarheid

26
Q

Hoe wordt inpasbaarheid expliciet getest?

A

Mbv de procescyclustest (integratie tussen de administratieve organisatie en het geautomatiseerde infosysteem)

27
Q

Regressietest

A

Is erop gericht om te controleren dat alle ongewijzigde onderdelen van een systeem nog correct functioneren na het doorvoeren van een wijziging.

er zijn geen testontwerptechnieken voorgeschreven. Alle bestaande technieken kunnen worden gebruikt. Wel richt een regressietest zich vooral op de samenhang tussen de delen van het systeem.

integratietestgevallen en ‘goedpad’ testgevallen hebben daarom de voorkeur.

Geschikte testontwerptechnieken zijn:

  • datacombinatietest
  • gegevenscyclustest
  • procescyclustest

De regressietest wordt vaak uitgevoerd. Daarom moet de herbruikbaarheid goed zijn. Goed gestructureerde en gedocumenteerde testset opstellen en onderhouden is dus erg belangrijk.

28
Q

Datacombinatietest (DTC)

A

veelzijdige techniek voor het testen van de functionaliteit op zowel detailniveau als op overkoepelend systeemniveau

29
Q

Gegevenscyclustest (GCT)

A

Is een techniek om te testen of de gegevens op consistente wijze gebruikt en bewerkt worden door verschillende functies vanuit verschillende deelsystemen of zelfs verschillende systemen.

30
Q

Procescyclustest

A

Is een techniek die vooral wordt toegepast bij het testen van het kwaliteitsattribuut inpasbaarheid (integratie tussen administratieve organisatie en het geautomatiseerde systeem)

31
Q

Testset

A

Verzameling testgevallen die voor een bepaald testscript of testvorm wordt uitgevoerd.