9.2 Building block: testvarieteiten Flashcards
testsoort
een groep van testactiviteiten die gezamenlijk worden uitgevoerd en aangestuurd. Zoals productie acceptatietest, gebruikersacceptatietest, functionele acceptatietest, systeem integratietest, systeemtest, unit integratietest, unittest.
Testvorm
een groep testactiviteiten met het oogmerk het informatiesysteem op een aantal samenhangende (deelaspecten van) kwaliteitsattributen te controleren.
Onderscheid tussen testsoort en testvorm binnen agile
binnen agile is er geen onderscheid meer. Alle testactiviteiten moeten immers georganiseerd en uitgevoerd worden in dezelfde iteratie
Onderhoudbaarheid
Het gemak waarmee het infosysteem kan worden aangepast aan nieuwe wensen van de gebruiker, de veranderende externe omgeving of om fouten te herstellen.
Bruikbaarheid
De mate waarin het infosysteem is toegesneden op de organisatie en het profiel van de eindgebruikers voor wie het bedoeld is en bijdraagt aan het bereiken van de bedrijfsdoelstellingen.
Een bruikbaar infosysteem komt tot uiting in een verhoogde efficientie van de bedrijfsprocessen.
Acceptatietest
de door de gebruikers en beheerders in een zoveel mogelijk als-ware-het-productie omgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat het ontwikkelde systeem aan de functionele en kwalitatieve eisen voldoet
Inpasbaarheid
De mate waarin de handmatige procedures aansluiten op het geautomatiseerde informatiesysteem en de werkbaarheid van deze handmatige procedures voor de organisatie.
Beveiliging
De zekerheid dat raadpleging of mutatie van de gegevens uitsluitend mogelijk is door die personen die daartoe bevoegd zijn
Functionaliteit
De zekerheid dat de verwerking van de gegevens juist en volledig geschiedt, conform de beschrijving in de functionele applicaties
Kwaliteitsattribuut
Een kwaliteitsattribuut beschrijft een kenmerk van een informatiesysteem.
- beheerbaarheid
- bruikbaarheid
- beveiliging etc.
Beheerbaarheid
Het gemak waarmee het info systeem in operationele staat kan worden gebracht en gehouden.
Beheerbaarheid is primair gericht op het technisch systeembeheer.
De installeerbaarheid van het infosysteem is een onderdeel van beheerbaarheid.
Connectiviteit
Het gemak waarmee een koppeling met een ander infosysteem of binnen het infosysteem tot stand kan worden gebracht.
Continuiteit
De zekerheid dat de gegevensverwerking ongestoorde voortgang zullen kunnen vinden, dwz ook na ernstige storingen binnen redelijke termijn kan worden hervat.
Controleerbaarheid
Het gemak waarmee de juistheid en volledigheid van de info (in het verloop van de tijd) gecontroleerd kan worden.
Flexibiliteit
De mate waarin de gebruiker zelf uitbreidingen of variaties op het infosysteem kan aanbrengen zonder dat de programmatuur wordt aangepast.