9.1 Weerstanden Flashcards

1
Q

Wat is weerstand

A

Eigenschap van voorwerpen die aangeeft of de stroom er gemakkelijk ( bij een kleine weerstand) of moeilijk ( bij een grote weerstand) doorheen kan lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stel je wil een grotere batterij gebruiken maar het lampje kan dat niet aan, wat moet je doen?

A

Je moet eerst de totale weerstand van de schakeling groter maken, daarvoor heb je een schakelonderdeel nodig. Zo’n onderdeel noem je ook een weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Formule van Weerstand in woorden:

A

weerstand = spanning:stroomsterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Weerstand in symbolen:

A

R = U : I
R= grootte van de weerstand in ohm (resistance)
U= de spanning over de weerstand in volt
I= de stroomsterkte door de weerstand in ampere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wet van Ohm

A

Regel die opgaat voor veel schakelonderdelen. Als een onderdeel voldoet aan de wet van Ohm, is zijn weerstand steeds even groot en zijn de spanning en de stroomsterkte dus evenredig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden kleine weerstandjes gemaakt

A

worden gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen. Hoe dunner het laagje koolstof is, des te groter is de weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekenen de gekleurde ringen op de weerstandjes

A

Aan die ringen kun je zien hoe groot de weerstand is. (BINAS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De meest rechter ring

A

afwijkingsring of tolerantie ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kijk naar afbeelding 6 en voorbeeldopdracht 2

A

Kijk naar afbeelding 6 en voorbeeldopdracht 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(I, U) diagram

A

Grafiek waarin de stroomsterkte ( door een schakelonderdeel) is uitgezet tegen de spanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly