8. Regeling van celproliferatie en celdood Flashcards

1
Q

Wat is kanker ?

A

een ziekte waarbij een cel door opeenvolgende mutaties, progressief 6 eigenschappen heeft verworven die samen de karakteristieken van een kwaadaardige cel bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 6 basis eigenschappen heeft kanker?

A
  1. zelfvoorzienend qua groeisignalen
  2. ongevoelig voor apoptosis
  3. invasie en metastase
  4. angiogenese
  5. oneindige replicatiepotentiaal
  6. ongevoelig voor groeiremmende signalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent : zelfvoorzienend qua groeisignalen ?

A

normale cel is afhankelijk van groeisignalen van naburige cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent : ongevoeligheid voor apoptose ?

A

normale cel heeft geprogrammeerd plan om te sterven maar een tumorcel is vatbaarder voor genetische verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent : invasie en metastase ?

A

tumor dringt omliggend weefsel binnen en uiteindelijk bloed- en lymfevaten –> de eigenschap metastase onderscheidt goedaardige van kwaadaardige tumoren omdat een goedaardige tumor omkapseld is en dus niet kan metastaseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent angiogenese ?

A

nieuwe bloedvaten doen groeien in een tumor voor zuurstof en voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent : oneindige replicatiepotentiaal ?

A

normale cel kan maar een vast aantal keer delen door korte telomeren maar een kankercel heeft overexpressie aan telomeraze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent : ongevoelig voor groeiremmende signalen ?

A

normale cel in medium van groeistimulerende en groeiremmende signalen waar de relatieve overmaat wint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de evoluatie tot een kankercel in ?

A

overwinnen van mechanismen die dienen om de eigenschappen te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een tumorcel ?

A

gemeenschap van cellen : bloedvaten, immuuncellen en fibroblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 4 extra eigenschappen bij kanker ?

A
  1. afbraak door immuunsysteem
  2. tumor-promoting ontsteking
  3. instabiliteit van genoom en mutaties
  4. ontregeling van cellulaire energie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent : afbraak door immuunsysteem ?

A

kankercellen gaat het signaal vermeiden dat het lichaam geeft waarbij een foute cel wordt ontdekt waardoor het immuunsysteem niet in actie zal treden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent een tumor-promoting ontsteking ?

A

ontstekingsverschijnselen bij een tumor zorgen voor doorlaatbaarheid voor bloedvaten waardoor immuuncellen kunnen doorgelaten worden en gunstige stoffen gaan secreteren oiv kankercel secreet
–> kwaadaardige tumor heeft receptoren voor ontsteking en gaan signaal geven om uit te zaaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent : instabiliteit van het genoom en mutaties ?

A

normaal zijn er goeie controlemechanismen maar bij kankercellen gaat er een stof worden aangemaakt die zorgt voor een mutatie op het eiwit dat instaat voor DNA controle
–> kankerverwekkende dampen hebben hierop een groot effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent : ontregeling in cellulaire energie ?

A

bloedvaten van een tumor zijn niet ideaal - ze hebben meer metabolistische aanpassingen omdat ze minder O2 krijgen dus moeten ze meer aan glycolyse en fermentatie doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor zouden kankertherapieën niet meer werken ?

A

het geneesmiddel bindt aan een eiwit maar door continue mutatie kan het zijn dat het eiwit waaraan dat geneesmiddel bindt ook zal muteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het fundamenteel probleem bij neurodegeneratieve ziekten ?

A

het overmatig afsterven van neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het probleem bij de ziekte van Alzheimer ?

A

foutieve proteolytische processing van APP dat tot ophoping leidt van Bèta-amyloïde wat apoptose kan induceren van zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het probleem bij de ziekte van Parkinson ?

A

verhoogd afsterven van depomineproducerende cellen in de locus niger van de hersenstam
* in de donkere cellen wordt beweging geregeld - verstoring hiervan zorgt voor stijfheid en beven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het probleem bij ALS ?

A

verhoogde apoptosis van cellen in de voorste hoorn van het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het fundamenteel probleem bij AIDS ?

A

er is teveel apoptosis van T4 helperlymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werkt het ziekteproces vna AIDS ?

A

hiv-virus haat T4-helperlymfocyten infecteren via CD4-receptoren waardoor een groot aantal T4-cellen gaan sterven
* bij seropositief : chronische fase want er zijn antistoffen tegen het virus aangemaakt
* na een aantal jaar gaat het aantal virus partikels stijgen en de T-lymfocyten dalen waardoor het aidssyndroom wordt vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een autoimmuunziekte ?

A

een ziekte waarbij er een afstotingsreactie is van het immuunsysteem tegen lichaamseigen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het ziekteproces bij immuunziektes ?

A

jonge, onrijpe T-lymfocyten rijpen in de thymus en normaal gaan ze in apoptose als ze lichaamseigen stoffen zouden afstoten
* bij auto immuunziektes gaat het rijpingsproces verstoord worden waardoor onrijpe T-lymfocyten lichaamseigen stoffen gaan herkennen en toch de thymus gaan verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van auto-immuunziektes ?

A
  • diabetes type I : eilandjes van Langerhans worden afgestoten
  • reumatoïde artritis : afweerreactie is thv de gewrichten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de verschillende fasen in de celcyclus ?

A
  • G0 : rustfase (levercellen en zenuwcellen)
  • G1 fase : voorbereiding voor DNA synthese en bevelen om te delen worden opgewacht en verwekt
  • S-fase : DNA wordt gedupliceerd
  • G2-fase : cel groeit
  • M-fase : zusterchromatiden worden gescheiden en de cel splitst in 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Uit welke fases bestaat mitose ?

A
  • profase
  • prometafase
  • metafase
  • anafase
  • telofase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uit welke fasen bestaat cytokinese ?

A
  • anafase
  • telofase
  • cytokinese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Op welke 2 manieren kan de celcyclus geregeld worden ?

A
  • dominomethode
  • centrale regelaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de dominomethode ?

A

einde van de eerste fase, is ook het begin van de 2de waardoor de start van elke cyclus dus verbonden is met het afsluiten van de vorige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de centrale regelaar ?

A

Deze geeft zelf de start voor de volgende fase door een aantal handelingen
* goede afloop van elke fase moet gecheckt worden door de nodige feedback te analyseren en dan pas komt het bevel voor de volgende fase
* checkpoints

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn checkpoints ?

A

nagaan of alle voorwaarden voor initiatie van de volgende fase zijn voldaan
* G1-, G2- en metafasecheckpoint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de G1 checkpoint ?

A

= restrictiepoint - de moment dat het wegwassen van groeifactoren de celdeling niet meer kan hinderen
* veel inwinning van info en ondergaan van stimuli voor het checkpoint te kunnen passeren
* nagaan : de cel groot genoeg is + de omgeving gunstig is (GF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de G2 checkpoint ?

A

nagaan of alle DNA gerepliceerd is en de cel groot genoeg is en de omgeving gunstig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de metafasecheckpoint ?

A

nagaan of chromosomen mooi gerangschikt liggen op de spoelfiguur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het Cdk-cycline complex

A

= centrale regeleenheid in celcyclus
* Cdk : in constante conc aanwezig zijn in cel - inactief
* tijdens bepaalde periode wordt cycline aangemaakt - activering Cdk
* actief Cdk gaat eiwitten fosforyleren die specifieke processen opstarten
* bij voltooiing gaat cycline gedegradeert worden = inactivering Cdk
* fase wordt afgesloten en de overgang naar volgende fase is mogelijk door activering van volgend Cdk-cycline complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke Cdk-cycline complexen bestaan er ?

A
  • G1/S - Cdk-complex
  • S-Cdk-complex
  • M-Cdk-complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat gebeurt bij het G1/S -Cdk-complex ?

A
  • check van de omstandigheden : AZ gehalte en eventuele DNA beschadeging
  • voldoende : aanmaak cycline tot kritische conc
  • activering Cdk-cycyline complex
    = start celcyclus (restrictiepoint)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat gebeurt er bij S-Cdk complex ?

A
  • check of DNA niet geschadigd is
  • voldoende : aanmaak cycline
  • activering Cdk-cycline complex
    = activering S-faze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat gebeurt er bij het M-Cdk complex ?

A
  • check of DNA niet beschadigd is en of het allemaal gerepliceerd is
  • voldoende : aanmaak cycline
41
Q

Hoe wordt de activering van Cdk geregeld ?

A

via de activeringsloop : T-loop
* niet in juiste conformatie waardoor geen toegang is tot substraat / ATP
* conformatieverandering door cycline = partieel actief
* CAK binding zorgt voor optimale conformatie door fosforylering van T-loop waardoor elektrostatische repulsies en attracties ontstaan = toegang tot ATP/substraat

42
Q

Welke extra beveiliging heeft de M-fase ?

A

Fosforylatie Wee 1 kinase
* gaat gefosforyleerd Cdk eerst inactief houden –> als extra P wordt weggenomen door cdc25 - fosfatase gaat het M complex actief worden

43
Q

Hoe kan het cycline-Cdk complex geinactiveerd worden ?

A

CKI : Cdk-inhibitoreiwitten
* bij DNA schade
* vb. P27

44
Q

Hoe wordt cycline gedegradeerd ?

A
  • ubiquitinering op de cyline destruction box
  • afvoeren naar proteasoom
45
Q

Hoe wordt anafase gestart ?

A

inactivering M-fase cycline waardoor M-fase Cdk gaat inactiveren

46
Q

Wat is het APC/C ?

A

anafase-promoting complex / cyclosoom
* als chrosomomen vasthechten op spoelfiguur, gaat er een complex vormen tussen APC/C (inactief) en de activerende subunit cdc20
* cdc20 subunit gaat binden met E1 en E2 die het hele complex gaan ubiquineren zodat het afgebroken wordt
* M-fase Cdk verliest kinase activiteit en zo kan anafase starten

47
Q

Hoe kan een celcyclus herstart worden na CKI ?

A
  • proteolyse van CKI door SCF-complex
  • CKI wordt gefosforyleerd door F-boxeiwit in SCF-complex
  • aantrekking E1 en E2 die polyubiquitinestaart inplanten om CKI waardoor het afgebroken kan worden
48
Q

Hoe verloopt de signaaltransductie voor celcylus pathways ?

A
  • GF binden receptoren die Ras G-proteïnen activeren
  • Actief Ras gaat Raf-kinase activeren
  • Raf - kinase gaat MEK-kinase activeren
  • MEK-kinase gaat MAP-kinase activeren
  • MAP-kinase gaat genregulerende eiwitten activeren
  • genexpressie

= immediate early genes

49
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van het signaal transductie mechanisme bij celcylus ?

A
  1. Myc-gen : activeert 2de genexpressie = delayed response genes
  2. cycline D : activeer G1-Cdk
50
Q

Welke functie heeft het Rb-eiwit ?

A

inhibitie van genexpressie
* als het bindt aan E2F-eiwit (TXN factor is voor genewpressie in S-fase)
* kan E2F-eiwit zelf niet aan DNA gaan binden
* fosforylatie van Rb-eiwit door actief G1-Cdk zal het een conformatieverandering ondergaan waardoor E2F zal loskomen en S-fase genewpressie veroorzaakt
* actief E2F zorgt voor meer expressie van E2F = positieve feedback

51
Q

Wat doet cycline E ?

A

G1/S cycline gaat G1/S Cdk activeren
* fosforylatie Rb-eiwit
* expressie cycline A (S-fasecycline) gaat actieve S-Cdk vormen en DNA synthese activeren

52
Q

Wat is er speciaal aan E2F ?

A

Het is een tumorsuppresorgen dat bij wegvallen zou zorgen voor kankerontwikkeling

53
Q

Hoe wordt TOR geactiveerd ?

A

staat in voor eiwitsynthese
* GF activeren PI-3 kinase : enzyme gaat membraanlipide PI(4,5)P2 op inositolring fosforyleren tot PI(3,4,5)P3 = second messenger –> activeert Akt-kinase dat TOR activeert
* AZ opname activeert TOR ook

54
Q

Wat doet actief TOR ?

A
  • regelt TXN factoren voor eiwit expressie van ribosoom synthese
  • activeert S6-kinase dat fibosomase S6 eiwit gaat fosforyleren wat eiwitsynthese stimuleert
  • remt 4E-BP : 4E-BP remt eiF-4E of eukaryotic initation factor 4e DUS eiwitsynthese wordt mogelijk
55
Q

Hoe ziet de signaaltransductie pathway eruit bij DNA beschadeging ?

A
  • cycline-Cdk complex wordt geremd
  • ATM/ATR-kinase wordt geactiveerd
  • ATM/ATR gaat Chk1/Chk2 kinase activeren
  • Chk1/Chk2 gaat p53 fosforyleren
  • gefosforyleerde p53 gaat Mdm2 doen loskomen en p53 niet meer wordt afgebroken
  • p53 bindt aan p21 gen bv (p21 = Cdk-inhibitor)
  • p21 bindt aan G1/S Cdk en S-Cdk voor inactivatie
56
Q

Wat doet p53 ?

A

guardian of the genome
* beschermt tegen effecten van bepaalde oncogenen
* normaal in lage conc aanwezeig omdat het snel gecomplexeerd wordt door Mdm2

57
Q

Wat gebeurt er bij een overexpressie van Myc ?

A
  • versnelling in de celcylus = verhoogde proliferatie
  • hoge conc Myc zorgt voor een complex tussen Myc-eiwit en Arf-gen
  • expressie van Arf gaat omhoog en zal aan Mdm2 binden
  • p53 komt vrij en wordt gestabiliseerd
  • cyclus gaat stoppen door CKI en cel gaat in apoptosis
58
Q

Wat gebeurt er als een celcylus regeling faalt ?

A

er gaat kanker ontstaan

59
Q

Welke therapeutische aangrijpingspunten zijn er in de celcylus ?

A
  1. remming van expressie : cycline D -gen
  2. destabilisatie Cdk 4
  3. reactivering p16 INK4A gen
  4. vervanging p16 INK4A gen
60
Q

Wat zijn de mogelijkheden bij het remmen van de expressie van cycline D-gen ?

A
  • oestrogeen = induceert cycline D –> anti-oestrogeen
  • Rapamycine = remt PI3-kinase pathway (cycline D-expressie bij TXN)
  • retinoïnezuur = vit A derivaat bij leukemie behandeling
  • FTIs bij Ras-pathway van cycline D expressie
  • Flavopiridol = inhibitor Cdk2 en Cdk4 (cycline-D expressie bij TXN)
61
Q

Wat is een cerebrovasculair accident ?

A

= beroerte
* necrose in gebied distaal van de geblokkeerde arterie door zuurstofgebrek
* weefsel errond zal zuurstof krijgen via zijtakken maar niet optimaal = apoptosis
* therapie : caspase inhibitoren

62
Q

Welke toepassingen zijn er van apoptose ?

A
  • sulpturen van weefsel : vingers en tenen vormen / lumen klier
  • deletie : staart dikkopjes of delen van geslachtsorganen bij geslachtsdifferentiatie
  • afstemmen van celaantallen in organen
  • elimineren van gevaarlijke of beschadigde cellen
  • T-lymfocyten die tijdens rijping eigen antigenen afstoten
  • oocyten van vrouwelijk voortplantingsstelsel : 1/2 wordt verwijderd voor geboorte en niet ovulerende follikels na vruchtbare periode
  • borstklieren voor lactatie worden erna verwijderd door apoptosis
63
Q

Wat kunnen de gevolgend zijn van een fout in het apoptosis mechanisme ?

A

endometriumhyperplasie en kanker

64
Q

Wat is er speciaal aan apoptose in darmen ?

A
  • drempel voor apoptosis ligt lager
  • veel mutagenen in voedsel wat makkelijk voor tumorvorming kan zorgen
  • nieuwe cellen in crypte gevormd en dan opgeschoven naar villi
  • bij apoptosis : verwijdering door peristaltiek
  • extra kwetsbaarheid tijdens chemo en bestraling
65
Q

Wat zijn caspasen ?

A

proteolytische enzymen geactiveerd door pro-apoptotische signalen van buiten/binnen de cel

66
Q

Welke 3 niveaus zijn er in de caspase-cascade ?

A
  1. initiator-caspases : verknippen amplifier-caspase
  2. amplifier-caspase : signaal amplificeren want 1 initiator kan meerdere amplifiers verknippen
  3. execution-caspase : knippen cruciale eiwitten (vb. lamine voor structuur van de kern)
67
Q

Wat zijn uitlokkende factoren voor apoptosis ?

A
  • DNA beschadeging
  • cel death factoren
  • extreme temperatuur schommelingen
  • zuurstof tekort
  • loslaten van de ECM
  • tekort aan GH
  • cytokine starvation
68
Q

Wat is cytokine starvation ?

A

Veiligheids mechanisme : tenzij er overlevingsfactoren binden zal een cel sterven
* cel waar heel de tijd een oncogenactiverings groeistimulerende pathway aanwezig is, NIET kunnen uitgroeien tot tumorcellen

69
Q

Wat zijn de regelende componenten van apoptosis ?

A
  • P53
  • kinasecascade
  • dooddemeineiwitten
  • cytochroom c
  • bcl-2 familie : Bcl-2, Bax en Bad
  • apaf 1
  • caspase 8 en 9
70
Q

Wat zijn dooddomein eiwitten ?

A

adaptoren tussen cell death receptoren en executioners

71
Q

Wat is cytochroom c ?

A

wordt vrijgesteld uit mitochondriën bij activering van intrinsieke pathway

72
Q

Wat is de bcl-2 familie ?

A

remmende of stimmulerende moleculen

73
Q

Wat doet apaf -1?

A

het zijn adaptormoleculen van de intrinsieke pathway

74
Q

Hoe werkt de extrinsieke pathway ?

A

activering door death-ligand die bindt aan death-receptor
* initiator caspase 8 wordt gerekruteerd en activeert caspase 8
* caspase 8 activeert executioner caspase 3 en 7 voor proteolyse

75
Q

Hoe werkt de intrinsieke pathway ?

A
  • geen ligand nodig
  • activatie vanuit mitochondriën die assemblase van caspase 9-activerende factoren regelt
  • initator-caspase 9 activeert ook caspase 3 en 7
76
Q

Welk caspase heeft geen rol bij apoptose ?

A

caspase 1

77
Q

Hoe werden genen opgespoord van apoptosis ?

A

bij een experiment met Caenorhabiditis elegans :
* plaats van elke cel in organisme doorheen leven is gekend
* mutanten zoeken : als cellen moesten afsterven en het niet deden // als cellen afsterven maar niet moesten
* door kruisingen tussen mutanten werd een hiërarchie van eiwitten ontdekt in celdoodpathway

78
Q

Welke genen stimuleren apoptosis ?

A
  • ced-3 = caspase 9
  • ced-4 = apaf 1
  • egl-1= bax en bik
79
Q

Welke gen remt apoptosis af ?

A

ced-9 = bcl-2

80
Q

Welke death receptors heeft een mens in de extrinsieke pathway ?

A
  • Fas = uitlokkende receptor
  • Fadd = adaptor
  • caspase-8 = initiator-caspase
81
Q

Hoe wordt een caspase gemaakt ?

A
  • inactieve precursorcaspase : prodomein, p20- en p10- domein
  • p10- en p20- domein afgescheiden en vormen heterodimeer
  • prodomein wordt afgesplitst
  • p36- intermediair ingekort tot p20 eiwit
  • actief heterotetrameer gevormd door 2 p10 en 2 p20 eiwitten
82
Q

Hoeveel caspasen heeft het menselijk genoom ?

A

14

83
Q

welke rol hebben welke caspasen ?

A
  • caspase 1,4,5,11 : regeling inflammatie
  • caspase 12 : mediëren ER-stress signalen bij teveel eiwitten vb
  • caspase 14 : differentiatie keratinocyten
84
Q

Uit wat is het prodomein opgebouwd ?

A
  • CARD : caspase activation and recruitment domein
  • DED : death effector domain
85
Q

Hoe wordt een caspase geactiveerd ?

A

Verwijdering van het prodomein door DED en CARD die binden aan een ander eiwit + p10 die loskomt waardoor het prodomein kan afsplitsen

86
Q

Hoe wordt apoptosis geïnduceerd via de extrensieke pathway ?

A
  • FasL bindt aan Fas-receptor = trimerisering
  • adaptor eiwit FADD kan binden
  • bindingsplaats voor procaspase 8 komt vrij
  • conformatieverandering van caspase waarbij p10 actief wordt en afsplitst
  • p10 bindt aan p20 waardoor prodomein afsplitst en p36 splitst
  • actief caspase 8 gaat procaspase 3 splitsen die ook actief wordt dan
87
Q

Hoe wordt apoptosis geïnduceerd via de intrinsieke pathway ?

A
  • p53 : respons op beschadeging
  • ontbreken van GF : geen rem op apoptosis en geen stimulering van celproliferatie
  • mitochondriën gaat daardoor cytochroom c vrijzetten
  • cytochroom c bindt met ATP aan APAF-1(homoloog van FADD)
  • APAF-1 vormt complex met caspase 9 (apoptosoom)
  • apoptosoom zorgt voor conformatieverandering in procaspase 9
  • actief caspase 9 splitst caspase 3 tot actief caspase

= crosstalkmechanisme tussen 2 pathways via Bid

88
Q

Wat is het Bcl-2 ?

A

oncogen dat ontdekt is in B-cellymfoma’s
* eiwit in mitochondraal membraan dat vrijstelling van cytochroom 2 remt

89
Q

Wat is het Bax eiwit ?

A

p53 geïnduceert eiwit dat vrijstelling van cytochroom c stimuleert

90
Q

Wat is Bad ?

A

Bcl-2 bindend eiwit dat Bcl-2 remt en de vrijstelling van cytochroom c bevordert

91
Q

Wat is de overlevingspathway ?

A
  • overlevingsfactoren activeren PI3-kinase dat de aanmaak van PIP3 bevordert
  • pip3 activeert PKB/Akt-kinase dat voor fosforylatie zorgt bij Bad
  • Bad wordt weggecapteerd door 14-3-3 eiwitten
92
Q

Wat zijn de belangrijste inhibitoren van apoptosis ?

A

= IAP’s
* cIAP 1 en 2 : cytoplasmatisch IAP die binden aan Fas-receptor
* XIAP : X-gebonden IAP die aan de TGF-beta receptor
* NIAP : neuronaal IAP
* survinin

Binden rechtstreeks aan caspase 3 en 7 en inhiberen ze waardoor de activering van NFKB pathway versterkt wordt

!! Smac/DIABLO gaat IAP’s remmen en caspase 9 activeren

93
Q

Hoe werkt de NF KB-pathway in apoptosis ?

A
  • NFKB = TXN factor : dimeer van p50 en p60
  • p50 = DNA bindende subunit
  • p60 = transactiverende activiteit op genexpressie
  • in rust : inhibitor IKB gebonden
  • na stimulus : IKB gefosforyleerd –> ubiquitine ligase gaat ubiquitine staart inplanten
  • IKB wordt vernietigd door proteasoom
  • p50-p60 gaat vrijkomen waardoor p50 aan DNA gaat binden en p65 genexpressie gaat regelen
94
Q

Uit welke functionele domeinen bestaat p53 ?

A
  • N-terminus : TXN activeringsdomein
  • centraal : sequentiespecifiek DNA bindend domein (heeft gebieden die aan E6-eiwit ginden van HPV of large T van SV40
  • C-terminus : non specifiek DNA bindend domein
95
Q

4 belangrijke gegevens van p53

A
  • mutaties komen vaak voor in hotspots in het centrale deel
  • tumorinducerende eiwitten van tumorvirussen binden van aan AZ gecodeerd door hotspots van centrale deel
  • familiaal syndroom waar p53 ontbreekt
  • kan apoptosis of celdelingspauze (growth arrest) induceren
96
Q

Wat zijn AIFs ?

A

= apoptosis inducing factors
* migreren naar kern en gaan splitsing van DNA induceren

97
Q

Wat doet endonuclease G ?

A

migreert naar de kern en verknipt DNA

98
Q

Wat doet Omi ?

A

het remt IAPs en heeft serine-proteaseactiviteit die celdood op gang brengt