7.3 Flashcards
1
Q
investeren
A
aanschaf van kapitaalgoederen
2
Q
rente
A
de prijs van geld
3
Q
innovatie
A
het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen.
4
Q
nominale rente
A
rente uitgedrukt in euro’s
5
Q
reële rente
A
nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.