700-719 Flashcards
1
Q
Fūrtum
A
Fūrtī
De diefstal
2
Q
Superbus
A
-a, -um
Trots; prachtig
3
Q
Honor
A
Honōris, m.
De eer; het ereambt
4
Q
Iūrāre, -ō
A
Zweren
5
Q
Obtinēre, -eō
A
Obtinuī, obtentum
Behouden; verkrijgen; bezitten
6
Q
Adscendere, -ō
A
Adscendī, adscēnsum
Stijgen; beklimmen
7
Q
Inde
A
(Bijwoord)
Vandaar; daarna; daarom
8
Q
Liber
A
Librī
Het boek
9
Q
Clārus
A
-a, -um
Helder; beroemd
10
Q
Flōs
A
Flōris, m.
De bloem
11
Q
Certāmen
A
Certāminis, o.
De wedstrijd
12
Q
Praetereā
A
(Bijwoord)
Bovendien
13
Q
Frūmentum
A
Frūmentī
Het graan
14
Q
Ingenium
A
Ingeniī
Het karakter; het talent; het verstand
15
Q
Saevus
A
-a, -um
Woest; vreed