7-10 Flashcards
1
Q
Gero
A
Dragen, (oorlog)voeren
2
Q
Malum
A
Ramp
3
Q
Quid
A
Wat
4
Q
Primus, prima, primum
A
Eerste
5
Q
Pario
A
Voortbrengen
6
Q
Erat
A
(Hij) was
7
Q
Soleo
A
De gewoonte hebben, gewoonlijk doen
8
Q
Ibi
A
Daar
9
Q
Insignis, insigne
A
Opvallend, bijzonder, bekend
10
Q
Ut
A
(Zo) als
11
Q
Ipse, ipsa, ipsum
A
Zelf
12
Q
Posco
A
Eisen, vragen
13
Q
Rursus
A
Weer, terug
14
Q
Puto
A
Menen, vinden, beschouwen als
15
Q
Quaero
A
Zoeken, vragen
16
Q
Nusquam
A
Nergens