6.1-3 Flashcards

1
Q

Kanselier

A

Regeringsleider, ministerpresident

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mogendheid

A

Onafhankelijke staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Natie

A

Volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Natiestaat

A

Staat van een volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nationalisme

A

Voorliefde voor het eigen volk

Streven naar een eigen natiestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oppositie

A

Tegenstanders van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Veelvolkerenstaat

A

Staat waarin meerdere volken leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conferentie

A

Bijeenkomst, vergadering van bv regeringsleiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Guerilla

A

Oorlog met kleine strijdgroepen die zich onder de bevolking verschuilen en toeslaan met kleine aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inheems

A

Uit het land zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invloedssfeer

A

Gebied waar een staat invloed heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modern imperialisme

A

De europese machtsuitbreiding in Azie en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Protectoraat

A

Land waarover een ander land heerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly