60 VRAGEN EN ANTWOORDEN Flashcards

1
Q

Bij wie gaat u wonen in Nederland?

A

Ik ga bij mijn partner wonen in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bent u hier gekomen?

A

Ik ben hier met de auto gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaat het met u?

A

Heel goed en met jou?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gaat u naar uw werk?

A

Ik ga met de auto naar mijn werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe laat begint u met werken?

A

Ik begin om negen uur ‘s ochtends met werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe laat gaat u ‘s avonds naar bed?

A

Ik ga meestal om elf uur naar bed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe laat is het nu?

A

Het is nu half drie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe laat stopt u met werken?

A

Ik stop om zes uur met werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe laat wordt u ‘s ochtends wakker?

A

Ik word om acht uur wakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vaak bent u al in Nederland geweest?

A

Ik ben al vier keer in Nederland geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe vaak kijkt u TV?

A

Ik kijk elke avond TV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vaak luistert u naar de radio?

A

Ik luister twee keer per dag naar de radio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel broers en zussen hebt u?

A

Ik heb één broer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel dagen in de week werkt u?

A

Ik werk vijf dagen in de week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel jaar school hebt u gehad?

A

Ik heb achttien jaar school gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel kinderen hebt u?

A

Ik heb geen kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel talen spreekt u?

A

Ik spreek drie talen. Ik spreek Spaans, Engels en een beetje Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In wat voor huis gaat u wonen in Nederland?

A

Ik ga in een appartement wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welk land bent u geboren?

A

Ik ben in Mexico geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke plaats gaat u wonen in Nederland?

A

Ik ga in Den Bosch wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Met hoeveel mensen werkt u?

A

Ik werk met tien mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Naar welke muziek luistert u graag?

A

Ik luister graag naar salsa muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op welke dagen werkt u?

A

Ik werk van maandag tot en met vrijdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Van welke muziek houdt u?

A

Ik houd van disco muziek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar bent u geboren?

A

Ik ben in Mexico geboren

26
Q

Waar heeft u Nederlands geleerd?

A

Ik heb Via Zoom Nederlands geleerd

27
Q

Waar woont u?

A

Ik woon in Mexico

28
Q

Waar woont uw familie?

A

Mijn familie woont in Mexico

29
Q

Waarom wilt u naar Nederland?

A

Ik wil met mijn partner wonen

30
Q

Wanneer bent u geboren?

A

Ik ben geboren op zestien maart negentien negenentachtig

31
Q

Wanneer wilt u naar Nederland gaan?

A

Ik wil volgend jaar naar Nederland gaan

32
Q

Wat doet u graag met uw familie?

A

Ik kijk graag films op TV met mijn familie

33
Q

Wat doet u graag met uw vrienden?

A

Ik dans graag met mijn vrienden

34
Q

Wat doet u in het weekend?

A

Ik ga naar de bioscoop in het weekend

35
Q

Wat doet u in uw vrije tijd?

A

Ik lees een boek in mijn vrije tijd

36
Q

Wat doet u op een feestdag?

A

Ik eet en drink op een feestdag

37
Q

Wat drinkt u graag?

A

Ik drink graag koffie

38
Q

Wat eet u ‘s avonds?

A

Ik eet kip en groenten ‘s avonds

39
Q

Wat eet u ‘s ochtends?

A

Ik eet brood met kaas ‘s ochtends

40
Q

Wat gaat u morgen doen?

A

Ik ga morgen boodschappen doen

41
Q

Wat hebt u geleerd op school?

A

Ik heb lezen, schrijven en rekenen geleerd op school

42
Q

Wat hebt u gisteren gedaan?

A

Ik heb gisteren een boek gelezen

43
Q

Wat hebt u gisteren gegeten?

A

Ik heb gisteren een salade gegeten

44
Q

Wat is uw adres?

A

Mijn adres is Dode Nieuwstraat 16 in Den Bosch.

45
Q

Wat is uw telefoonnummer?

A

Mijn telefoonnummer is nul zes, twaalf, nul negen, nul seven, elf.

46
Q

Wat kookt u graag?

A

Ik kook graag spaghetti.

47
Q

Wat vindt u van de Nederlandse taal?

A

Ik vind de Nederlandse taal moeilijk

48
Q

Wat vindt u van Nederland?

A

Ik vind de Nederlandse landschappen en architectuur geweldig

49
Q

Wat vindt u van de Nederlandse mensen?

A

Ik vind de Nederlandse mensen vriendelijk en aardig.

50
Q

Wat voor kleren draagt u vaak?

A

Ik draag vaak broeken en T-shirts

51
Q

Wat voor kleren vindt u mooi?

A

Ik vind lange jurken mooi

52
Q

Wat voor werk wilt u doen?

A

Ik wil taaldocent worden

53
Q

Wat wilt u graag leren in Nederland?

A

Ik wil graag goed Nederlands leren

54
Q

Welke dag is het vandaag?

A

Vandaag is het donderdag

55
Q

Welke dieren vindt u leuk?

A

Ik vind honden leuk

56
Q

Welke kleur vindt u mooi?

A

Ik vind rood mooi

57
Q

Welke maand is het nu?

A

Het is nu November

58
Q

Welke talen spreekt u?

A

Ik spreek Spaans, Engels en een beetje Nederlands

59
Q

Wie helpt u met Nederlands leren?

A

Mijn tutor Varisha helpt mij met Nederlands leren

60
Q

Wie wonen bij u in huis?

A

Mijn ouders wonen bij mij in huis