6. Quiz? Denken en intelligentie Flashcards

1
Q

De … suggereert dat de hersenen niet meer of minder is dan een informatieverwerker.

A

computermetafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het vermogen om ervaringen onder te brengen in vertrouwde mentale categorieën, om ze op dezelfde manier te verwerken of ze hetzelfde label te geven, noemen wel?

A

Conceptvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tussen welke twee concepten maken we volgens cognitief psychologen allemaal een onderscheid?

A
  1. Natuurlijke concepten
  2. Artificiële concepten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… zijn grove mentale classificaties die zich ontwikkelen uit onze alledaagse ervaringen.

A

Natuurlijke concepten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… vertegenwoordigen precies gedefinieerde ideeën of abstracties, maar geen bestaande, concrete objecten.

A

Artificiële concepten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een groot deel van onze declaratieve herinneringen (ons ‘feitengeheugen’) is georganiseerd in … , geordend van algemeen tot specifiek.

A

Conceptuele hiërarchieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noemen we een cognitieve representatie van een fysieke ruimte?

A

Cognitieve plattegrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het nut van een cognitieve plattegrond?

A

Je kan de weg vinden naar bepaalde plekken waar je moet wezen en kan daardoor ook andere de weg wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een conceptueel kader bestaande uit thema’s, gebeurtenissen, voorwerpen, personen of situaties wordt een … genoemd.

A

Schema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kunnen schema’s herzien worden?

A

Door bewuste inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een … is een schema dat bij een bepaalde gebeurtenis hoort.

A

Script

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat in script?

A

Uit informatie over reeksen samenhangende, specifieke gebeurtenissen en handelingen waarvan je verwacht dat ze op een bepaalde manier in een specifieke setting zullen plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee belangrijke ontdekkingen hebben neurowetenschappers gedaan met betrekking tot psychische taken?

A
  1. Denken is een activiteit waarbij verschillende gespreide gebieden over de hersenen betrokken zijn.
  2. De hersenen bestaan uit een geheel van hooggespecialiseerde gebieden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke hersenkwabben spelen een rol bij het maken van beslissingen en het oplossen van problemen?

A

Frontaalkwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie verschillende taken voert de prefrontale cortex uit bij het coördineren van mentale activiteiten?

A
  1. Het bijhouden van de episode (de situatie waarin we onszelf bevinden)
  2. Het begrijpen van de context (de betekenis van de situatie)
  3. Het reageren op een specifieke stimulus in de situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

… is het vermogen om een oordeel te vormen zonder bewust redeneren.

A

Intuïtie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke situaties lijkt ons intuïtie het meest betrouwbaar?

A

Complexe situaties wanneer de tijd beperkt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke drie gemeenschappelijke kenmerken hebben succesvolle probleemoplossers?

A
  1. Ze beschikken over de vereiste kennis
  2. Ze zijn bedreven in het identificeren van een probleem
  3. Het kunnen uitkiezen van een strategie om het probleem te lijf te gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een strategie waarvoor je gespecialiseerde kennis en kunde nodig hebt en daarbij speciale procedures en formules gebruikt wordt een … genoemd.

A

Algoritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor zijn algoritmes niet bruikbaar?

A

Problemen waarbij subjectieve waarden een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebruiken we voor problemen waarbij we een meer intuïtieve en flexibele strategie nodig hebben?

A

Heuristieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

… zijn eenvoudige, elementaire regels (de zogenoemde vuistregels) die ons helpen om verwarrende, complexe situaties het hoofd te bieden.

A

Heuristieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoem drie essentiële heuristieken.

A
  1. Werk terug
  2. Zoek naar analogieën
  3. Deel een groot probleem op in kleinere problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Benoem drie obstakels tijdens het oplossen van een probleem.

A
  1. Mental set
  2. Functionele gefixeerdheid
  3. Zelfopgelegde beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Psychologen zeggen dan dat je de verkeerde … hebt: de neiging om een nieuw probleem op dezelfde manier te benaderen als een schijnbaar soortgelijk probleem uit verleden.

A

Mental set

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe noemen psychologen een speciaal soort mental set als je denkt dat je een schroevendraaier nodig hebt om een schroef los te draaien en niet beseft dat je daar ook een muntje voor kunt gebruiken?

A

Functionele gefixeerdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Studenten geloven misschien dat ze geen aanleg hebben voor wis- of natuurkunde en snijden daarmee de weg af naar een carrière in de techniek. Hoe noemen we dit obstakel?

A

Zelfopgelegde beperkingen

28
Q

Welke bias past hier het beste bij? Iemand die een sterke mening heeft over een persoon, bijvoorbeeld dat die persoon onbetrouwbaar is, zal vooral letten op gedragingen of gebeurtenissen die deze mening bevestigen, zoals wanneer de persoon te laat komt. Ze zullen positieve gedragingen, zoals behulpzaam zijn, minder opmerken of niet serieus nemen.

A

Confirmation bias (bevestigingsbias)

29
Q

Welke bias past hier het beste bij? Na een breuk in een relatie kunnen vrienden of familieleden opmerken dat ze “altijd al wisten” dat het niet zou werken, gebaseerd op bepaalde kenmerken of gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens de relatie, ook al leken deze aspecten misschien niet significant of voorspelbaar op dat moment.

A

Hindsight bias (achterafwijsheid)

30
Q

Welke bias past hier het beste bij? Bij een sollicitatiegesprek vraagt een kandidaat om een startsalaris van €70.000 per jaar. De werkgever biedt vervolgens €60.000 aan, wat hoger is dan hij oorspronkelijk van plan was, omdat het eerste bod van de kandidaat als anker diende.

A

Anchoring bias (ankerheuristiek)

31
Q

Welke bias past hier het beste bij? Een arts diagnosticeert een patiënt met een zeldzame ziekte omdat de symptomen overeenkomen met een klassiek beeld van die ziekte, terwijl het waarschijnlijker is dat de symptomen voortkomen uit een veelvoorkomende aandoening. Dit leidt tot een verkeerde diagnose en behandeling.

A

Representativeness bias (representativiteitsheuristiek)

32
Q

Welke bias past hier het beste bij? Na het horen van een verhaal over iemand die gewond is geraakt door een bepaald huishoudelijk apparaat, begint iemand te geloven dat dit apparaat inherent gevaarlijk is. Dit, ondanks het feit dat er miljoenen van deze apparaten zonder incidenten worden gebruikt.

A

Availability bias (beschikbaarheidsheuristiek)

33
Q

Hoe wordt een te veel aan keuzemogelijkheden ook wel genoemd?

A

Tirannie van de keuze

34
Q

Wat is een effectieve benadering als je tegenover de tirannie van de keuze staat?

A

Genoegen nemen met voldoende

35
Q

… denken is een manier om veel verschillende ideeën, oplossingen of alternatieven te verkennen.

A

Divergent

36
Q

… denken is het tegenovergestelde en legt juist de nadruk op - via verschillende ideeën of alternatieven - komen tot een nieuw inzicht of dé oplossing.

A

Convergent

37
Q

Welke twee hoofdpunten zijn deskundigen het met elkaar eens op het gebied van creativiteit?

A
  1. Creativiteit vereist goed ontwikkelde kennis over het gebied waarop de creatieve persoon een bijdrage wil leveren.
  2. De persoon moet over bepaalde persoonlijkheidskenmerken beschikken, zoals onafhankelijkheid en de motivatie om gedurende een zeer lange periode bezig te houden met een enkel onderwerp.
38
Q

Benoem zes eigenschappen van creatieve mensen.

A
  1. Onafhankelijkheid
  2. Sterke belangstelling voor een probleem
  3. Bereidheid om het probleem te herstructureren
  4. Voorkeur voor complexiteit
  5. Behoefte aan stimulerende interactie
  6. Cognitieve disinhibitie
39
Q

Welke onderzoekers kwamen met de allereerste intelligentietest?

A
  1. Alfred Binet
  2. Théodore Simon
40
Q

Hoe wordt het IQ berekend volgens de Stanford-Biner-intelligentieschaal?

A

De mentale leeftijd (in maanden) gedeeld door de kalenderleeftijd (in maanden) keer honderd. Voorbeeld: een kind heeft een kalenderleeftijd van acht jaar (96 maanden) en een testscore die wijst op een mentale leeftijd van tien jaar (120 maanden). De mentale leeftijd gedeeld door de kalenderleeftijd geeft 1,25
(ML : KL = 120 : 96 = 1,25). Vermenigvuldig je dit getal met 100 dan krijg je een IQ van 125.

41
Q

Was was een ernstig kritiek punt op de Standford-Binettest?

A

De test was gebaseerd op een inconsistent concept van intelligentie, omdat hij op verschillende leeftijden verschillende mentale capaciteiten beoordeelde.

42
Q

Waarop is de nieuwe methode gebaseerd om IQ’s te berekenen?

A

Op de aanname dat intelligentie normaal verdeeld is

43
Q

Waaronder vallen IQ-scores van tussen de 85 en 115?

A

Normale spreidingsbreedte

44
Q

Waaronder vallen IQ-scores onder de 70?

A

Verstandelijke beperking

45
Q

Waaronder vallen IQ-scores van boven de 130?

A

Hoogbegaafdheid

46
Q

Welke drie instrumenten zijn belangrijk bij het meten van intelligentie?

A
  1. WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale
  2. WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children
  3. WPPSI (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence
47
Q

Hoe heet de tak van psychologie die zich bezig houdt met psychologische metingen?

A

Psychometrie

48
Q

In welke twee onafhankelijke componenten kunnen we algemene intelligentie indelen?

A
  1. Gekristalliseerde intelligentie
  2. Vloeibare intelligentie
49
Q

Kennis die verworven is met daarbij de mogelijk om er toegang tot te krijgen en die je kunt testen aan de hand van woordenschat, wiskundige kennis en algemene ontwikkeling is een voorbeeld van?

A

Gekristalliseerde intelligentie

50
Q

Vaardigheden zoals het gebruiken van algoritmen en heuristieken past het beste bij … intelligentie.

A

Vloeibare

51
Q

Hoe wordt Sternbergs theorie over intelligentie genoemd?

A

Triarchische theorie

52
Q

Uit welke intelligentievormen bestaat de triarchische theorie?

A
  1. Praktische intelligentie
  2. Logisch redeneren
  3. Experimentele intelligentie
53
Q

Met welk element van intelligentie kwam Sternberg later?

A

Wijsheid

54
Q

Uit welke acht soorten intelligentie bestaat Gardners meervoudige intelligentie?

A
  1. Linguïstische
  2. Logisch-mathematische
  3. Ruimtelijke
  4. Muzikale
  5. Lichamelijke-kinesthetische
  6. Naturalistische
  7. Interpersoonlijke
  8. Intrapersoonlijke
55
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Intelligentie die in traditionele IQ-tests meestal gemeten wordt met behulp van opdrachten op het gebied van woordenschat en begrijpend lezen.

A

Linguïstische intelligentie

56
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Intelligentie die in de meeste IQ-tests gemeten wordt door middel van analogieën en wiskundige en logische problemen.

A

Logisch-mathematische intelligentie

57
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen om mentale beelden van voorwerpen te vormen en te manipuleren, en op een ruimtelijke manier over hun relaties te denken.

A

Ruimtelijke intelligentie

58
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen om patronen van ritmes en toonhoogte waar te nemen en te ontwikkelen.

A

Muzikale intelligentie

59
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen tot het maken van gecontroleerde bewegingen en coördinatie, zoals nodig is bij atletiek, opereren of dansen.

A

Lichamelijke-kinesthetische intelligentie

60
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen om levende dingen in verschillende groepen in te delen (bijvoorbeeld honden, petunia’s, bacteriën) en subtiele veranderingen in de omgeving te kunnen herkennen.

A

Naturalistische intelligentie

61
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen om de emoties, motieven en handelingen van andere mensen te begrijpen.

A

Interpersoonlijke intelligentie

62
Q

Welke meervoudige intelligentie wordt hier beschreven? Het vermogen om jezelf te kennen en een gevoel van identiteit te ontwikkelen.

A

Intrapersoonlijke intelligentie

63
Q

Hoe noemen we het effect als kinderen beter functioneren als we hogere verwachtingen van ze hebben?

A

Pygmalion-effect of Rosenthal-effect

64
Q

Gedrag dat wordt veroorzaakt door verwachtingen van anderen over hoe iemand zich in de toekomst moet gaan gedragen noemen we?

A

Selffulfilling prophecy

65
Q

Welke twee factoren hebben invloed op onze intelligentie?

A
  1. Erfelijkheid
  2. Omgeving
66
Q

Als je gelooft dat je je hersenen kan trainen en daardoor beter kan worden in bepaalde vaardigheden dan heb je een … mindset.

A

Groei mindset

67
Q

Als je gelooft dat je capaciteiten en intelligentie vastliggen en niet significant kunnen veranderen, dan heb je een … mindset.

A

Fixed mindset