55&56 Flashcards
1
Q
Lagerhuislid
A
Member of parliament
2
Q
Lagerhuis
A
House of commons
3
Q
Hogerhuis
A
House of lords
4
Q
Hogerhuislid
A
Peer
5
Q
Minister van buitenlandse zaken
A
Foreign secretary
6
Q
Ministerie van buitenlandse zaken
A
Foreign office
7
Q
Minister van binnenlandse zaken
A
Home secretary
8
Q
Ministerie van binnenlandse zaken
A
Home office
9
Q
Minister van financiën
A
Chancellor
10
Q
Ministerie van financiën
A
Treasury
11
Q
Grondwet
A
Constitution
12
Q
Volgens
A
According to
13
Q
Peiling
A
Poll
14
Q
Electoraat
A
Electorate
15
Q
Ambtenaar
A
Civil servant
16
Q
Overheidsdienst
A
The civil service
17
Q
Rijk
A
Empire
18
Q
Lid worden
A
To join
19
Q
Keizer
A
Emperor
20
Q
Keizerin
A
Emperess
21
Q
Kiesdistrict
A
Constituency
22
Q
Kiezer
A
Constituent
23
Q
Onderdaan
A
Subject
24
Q
Regeren/heersen
A
Rule/reign
25
Misbruiken
To abuse
26
Volk
People
27
De leiding hebben
To be in charge
28
Vooraanstaand
Prominent
29
Gemeenteraad
(Town) Counsil