5.4 Geld genoeg Flashcards

1
Q

Rijksbegroting

A

Ieder jaar presenteert de regering de rijksbegroting. Hierin staan de verwachte uitgaven en inkomsten van het rijk in het komend jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Miljoenennota

A

In de miljoenennota worden de gemaakte keuzes van de rijksbegroting uitgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is er een begrotingsoverschot

A

Als de verwachte inkomsten op de rijksbegroting hoger zijn dan de verwachte uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is er een begrotingstekort

A

Als de verwachte inkomsten op de rijksbegroting later zijn dan de verwachte uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan de overheid doen om een begrotingstekort te voorkomen?

A

Bezuinigen op de uitgaven ( minder geld naar bijvoorbeeld zorg en onderwijs
Inkomsten verhogen (belastingen omhoog )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moet er gebeuren als er toch een begrotingstekort ontstaat

A

Dan moet de overheid geld lenen. De overheid leent geld van burgers, banken, verzekeraars en pensioenfondsen, ook uit het buitenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begrotingsoverschot

A

als de verwachte inkomsten hoger zijn dan de verwachte uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

staatsschuld

A

schuld van de overheid die is ontstaan door te lenen in alle jaren met een begrotingstekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je het totaal aan leningen van de overheid op een bepaald moment?

A

staatsschuld of overheidsschuld ( de overheid moet hierover rente betalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1 miljard =

A

1x 1.000 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel miljoen is 2.6 miljard

A

2,6 x 1.000 miljoen = 2.600 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

`1 miljoen =

A

1 : 1.000 miljard = 0.001 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HOeveel miljard is 1.400 miljoen

A

1.400 : 1.000 = 1,4 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inkomsten overheid kun je in groepen verdelen:

A
  • sociale premies (hiervan kunnen ze de uitkeringen van sociale verzekeringen betalen)
  • niet-belastingontvangsten (bijvoorbeeld winst van overheidsbedrijven maar ook uit boetes)
    -belastingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Directe belastingen

A

Betaal je rechtstreeks aan de overheid. Het gaat om belastingen over inkomen, winst en vermogen, zoals loonbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

indirecte belastingen

A

betaal je met een omweg indirect aan de overheid. Ze zijn verwerkt in een prijs van een product zoals btw en accijns. Je noemt ze ook wel kostprijsverhogende belastingen. Wij betalen belasting aan de winkelier, die het vervolgens afdraagt aan de belastingdienst.

17
Q

De gemeente heeft ook inkomsten nodig om de uitgaven te kunnen betalen. waar krijgen zij de inkomsten vandaan?

A
  • gemeentefonds van het rijk
  • burgers betalen gemeentelijke belastingen en heffingen
18
Q

Voorbeelden gemeentelijke belastingen

A

eigenaar woning betaald onroerendgoedbelasting
rioolheffing
afvalstoffenheffing
parkeerbelasting
hondenbelasting
toeristenbelasting