5 gebieden van cultuur dichterbij Flashcards

1
Q

Taal (axioma)

A

mensen communiceren zowel analoog als digitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ordening (axioma)

A

elke interpunctie is arbitrair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

personen (axioma)

A

elke boodschap bevat een inhouds- en betrekkingsniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

organisatie (axioma)

A

geen axioma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inzet (axioma)

A

men kan niet niet-communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

taal

A

er is voldoende gemeenschappelijke taal nodig = gedeelde betekenissen
verbale taal = afgesproken, controleerbare taal
non-verbale taal = alle niet uitgesproken communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ordening

A

= de dingen sorteren en een plaats geven. Het referentie kader speelt een belangrijke rol, niet vanuit je eigen wa&no vertrekken. Er zijn collectieve verschillen in de ordening en subjectieve. COL= verschillende manieren waarop vooral etnische en nationale groepen de werkelijkheid waarnemen, interpreteren en ordenen. Subjectieve verschillen = individuen hebben nooit dezelfde kijk en betekenisgeving. Er moet herkadert worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

personen

A
betrekkingsaspect (hoe ervaren we de onderlinge relatie?) 
Relationele boodschappen (op betrekkingsniv) die gesprekspartners met elkaar uitwisselen worden "interpersoonlijke perspectieven" genoemd.
Dit beinvloed personen, het zelfbeeld, het beeld dat de ander heeft of het beelddat de persoon denkt dat de andere heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

organisatie

A

= regels, posities, structuren, procedures en protocollen

microniveau: interpersoonlijk, setting, ruimte,…
mesoniv: regels en procedures van de organisatie, beleid van de organisatie
macroniv: wet-en regelgeving in het land, gevoerd rond minderheden,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

inzet

A

= motieven, beweegrednen, bedoeling van gedrag.

binnenkant vs buitenkant is soms iets heel anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(ordening) 3 manieren om met verschillen om te gaan

A

de ander erkennen
de ander vragen afstand te doen van het handelingsrecht
ieders verschil start vanuit iets gemeenschappelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly