4.1 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen een verschuiving van de vraaglijn en een beweging langs de vraaglijn? Geef voorbeelden van beide situaties.

A

Verschuiving op/ langs de vraaglijn: als de prijs van het product veranderd de vraag. De vraaglijn veranderd niet. Verschuiving van de vraaglijn: verschuift in het geheel als iets anders dan de prijs van het product veranderd. Bijvoorbeeld, inkomen van de consumenten, behoefte van de consumenten en het aantal consumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren beïnvloeden de aanbod van producten of diensten?

A

De prijs, de prijzen van de productiefactoren, natuurlijke omstandigheden, het aantal producenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 4 kenmerken van de marktvorm volkomen concurrentie?

A

veel aanbieders van homogene producten, transparante markt, makkelijke toetreding, 1 aanbieder heeft geen invloed op de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zou een seizoensgebonden verandering in het weer het aanbod van landbouwproducten beïnvloeden?

A

De omstandigheden zijn niet goed en daardoor kunnen de producten niet goed groeien. Daardoor daalt het aanbod van dat product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met de aanbodlijn als er een verandering optreedt in de prijs van grondstoffen nodig voor productie?

A

Dan zal de aanbodlijn naar links verschuiven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek hoe de introductie van een nieuwe technologie het aanbod in een markt kan beïnvloeden. Hoe zou dit de evenwichtsprijs en -hoeveelheid veranderen?

A

Met een nieuwe technologie kan je vaak goedkoper produceren, waardoor het aanbod toeneemt en de hoeveelheid meer wordt en de evenwichtsprijs wordt dus goedkoper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe reageert de vraaglijn op een significante verandering in consumentenvoorkeuren, bijvoorbeeld door een trend?

A

Mensen gaan massaal een product inkopen daarom meer vraag dan daarvoor. De vraaglijn gaat naar rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van een stijging in de prijs van een complementair product op de vraaglijn?

A

Als de prijs van een product hoger wordt kan het zijn dat mensen een complementair product minder kopen. Bijv als soep duurder wordt kan het zijn dat mensen minder soep balletjes kopen omdat de soep in prijs gestegen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt het aanbod beïnvloed door veranderingen in de kosten van productiefactoren zoals arbeid en kapitaal?

A

-Een stijging van de kosten (bijvoorbeeld de loonkosten van de werknemers) betekent dat de ondernemer een hogere prijs moet vragen om dezelfde winst te kunnen maken -Krijgt de ondernemer de hogere prijs niet, dan haakt hij af en daalt het aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de impact van overheidsregulering, zoals milieuwetgeving, op de aanbodcurve?

A

Hoe meer de overheid zich bemoeit met de economie/wetten en dus het moeilijker maakt om dingen te reguleren hoe lager het aanbod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe beïnvloedt een toename in de vraag naar een goed, terwijl het aanbod constant blijft, het marktevenwicht?

A

Er is een vraagoverschot, omdat er sprake is van schaarste, verhogen producenten de prijs. De hogere prijs trekt nieuwe producenten aan, een aantal consumenten haakt af. Er is weer marktevenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is marktevenwicht en hoe wordt dit bereikt?

A

Als de vraag- en aanbodlijn samen in een grafiek zijn getekend en dan op het punt waar de lijnen elkaar snijden noem je het marktevenwicht. Er is dan geen overschot of tekort op de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het consumentensurplus?

A

Het consumenten surplus is gelijk aan het verschil tussen de betalingsbereidheid en de te betalen prijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe reken je de evenwichtshoeveelheid uit?

A

Eerst bereken je evenwichtsprijs door formules Qa en Qv aan elkaar gelijk te stellen, die prijs vul je in in een van de formules. Zo krijg je de evenwichtshoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het producentensurplus

A

Het producentensurplus is gelijk aan het verschil tussen de te ontvangen prijs en de leverbereidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 5 factoren beïnvloeden de vraag naar een product of dienst?

A

Prijs van het product, prijs van andere producten, inkomen van de consument, behoeften van de consument en het aantal consumenten

17
Q

Hoe bereken je de marktomzet?

A

Marktomzet = evenwichtsprijs x evenwichts hoeveelheid

18
Q

Hoe moet je het consumentensurplus arceren?

A

Het drie hoekje tussen de prijs en de vraag lijn inkleuren.

19
Q

Hoe reageert de aanbodlijn op een toename in het aantal producenten op de markt?

A

aanbodlijn naar rechts

20
Q

Hoe reken je de evenwichtsprijs uit?

A

Je rekent de evenwichtsprijs uit door de vraag en aanbodlijn (of formules) aan elkaar gelijk te stellen.

21
Q

Op welke manier heeft technologische vooruitgang in de productie een impact op de aanbodlijn?

A

Door technologische vooruitgang gaat productie sneller en is de productie goedkoper. Hierdoor stijgt het aanbod, aanbod lijn gaat naar rechts.

22
Q

Wat zijn de gevolgen van een toename in het aantal aanbieders in een markt voor het marktevenwicht?

A

Het aantal aanbieders wordt meer, dus de aanbodlijn gaat naar rechts. Dus de evenwichtshoeveelheid verschuift ook naar rechts (wordt meer) en evenwichtsprijs wordt minder.

23
Q

Waarom is er in het vraag- en aanbodmodel meestal een positief verband tussen prijs en aanbod?

A

als de prijs van een product stijgt zullen meer producenten het product gaan aanbieden om een grotere winst te behalen.

24
Q

Hoe moet je het producentensurplus arceren?

A

Het driehoekje tussen de aanbodlijn en de prijs inkleuren.

25
Q

Hoe bereken je de oppervlakte van het totale surplus (ook wel welvaart)

A

Het totale surplus is het totaal van consumenten- en producentensurplus samen. Dit totaal kun je berekenen door eerst het consumentensurplus en producentensurplus apart te berekenen en die daarna dan bij elkaar op te tellen.

26
Q

Hoe zou een toename in het gemiddelde inkomen van consumenten de vraaglijn beïnvloeden?

A

Omdat de consument dan een grotere koopkracht heeft, dus eerder iets zou kopen, neemt de betalingsbereidheid toe. De vraaglijn verschuift naar rechts

27
Q

Hoe bereken je de oppervlakte van het producentensurplus?

A

Lengte x breedte x 1/2

28
Q

Hoe kan een verandering in de behoeften en voorkeuren van consumenten de vraagcurve beïnvloeden? Geef een voorbeeld van een situatie waarin dit kan gebeuren.

A

De vraagcurve laat zien hoeveel mensen willen kopen bij verschillende prijzen. Wanneer mensen meer behoefte hebben bij een bepaald product verschuift de vraaglijn naar rechts. Ook wel een grafiek waarop kunt zien hoeveel mensen bereid zijn te kopen bij verschillende prijzen. Bijvoorbeeld: mensen willen meer milieuvriendelijke producten dus kiezen ze elektrische auto’s boven de gewone benzineauto.

29
Q

Op welke manier zou een toename van de bevolkingsgrootte de collectieve vraagcurve veranderen?

A

Dat zou betekenen dat de vraaglijn naar rechts gaat omdat er meer consumenten zijn

30
Q

Hoe wordt het consumentensurplus beïnvloed door een stijging van de prijs van een goed?

A

Die wordt kleiner. De vraag neemt af en het verchil tussen het maximale betalings bereidheid en prijs neemt af

31
Q

Wat gebeurt er met de marktevenwichtsprijs als de productiekosten voor een goed stijgen?

A

Als de productiekosten stijgen stijgt de marktevenwichtsprijs doordat de prijs van het product moet stijgen ingebrand met de hogere productiekosten. De aanbod lijn gaat naar links waardoor minder aanbod hogere evenwichtsprijs

32
Q

Hoe reageert de marktevenwichtshoeveelheid op een daling van de prijs van een substituut goed?

A

Als de prijs daalt van een substituut goed dan gaat de vraag naar het andere goed omlaag. De vraaglijn verschuift naar links en de evenwichtsprijs daalt.

33
Q

Hoe zou een verbetering in de efficiëntie van de productieprocessen de positie van de aanbodlijn beïnvloeden?

A

Ze kunnen goedkoper produceren, de aanbodlijn schuift naar rechts.

34
Q

Hoe bereken je de oppervlakte van het consumentensurplus?

A

0,5 x (hoogste prijs - prijs die berekent moet worden) x vraag

35
Q

Hoe zou een verschuiving in consumentenvoorkeuren het marktevenwicht van een bepaald product beïnvloeden?

A

Het marktevenwicht stijgt als de voorkeuren van de consumenten groter worden. De vraaglijn schuift dan naar rechts en de evenwichtsprijs en hoeveelheid worden hoger. Als de voorkeuren kleiner worden, schuift de vraaglijn naar links. De evenwichtsprijs- en hoeveelheid dalen.

36
Q

Hoe wordt de aanbodlijn beïnvloed door een stijging van de loonkosten voor arbeiders in de productiesector?

A

Doordat de loonkosten omhoog gaan, gaat de productiekosten ook omhoog, en komt er voor elke prijs minder aanbod. De aanbodlijn schuift naar links

37
Q

Wat gebeurt er met de vraaglijn als de prijs van het product zelf daalt?

A

Niks, er vindt alleen een verschuiving op de vraaglijn plaats.

38
Q

Wat is het verschil tussen een beweging langs de vraaglijn en een verschuiving van de vraaglijn?

A

Als een prijs van een product verandert, verandert de betalingsbereidheid niet. Er vindt dan een verschuiving plaats langs de vraaglijn. Als de betalingsbereidheid wel verandert, verschuift de vraaglijn, het betekent het dat we bij dezelfde prijs meer of minder wordt gevraagd.