4.1 Flashcards
le pote
de vriend
c’est con
dat is stom
a bientot
tot gauw
la destination
de bestemming
fatigue
moe
le mec
de vent, de gozer
bienvenue
welkom
l’episode
de aflereving
plein de
heel veel
le profit
de winst
la perte
het verlies
le savon
de zeep
le coup de foudre
de liefde op het eerste gezicht
grace a
dankzij
méchant
gemeen
l’auditeur/trice
de luisteraar
elle me manque
ik mis haar
les devoirs
het huiswerk
retrouver
weer zien
le / la prof
de docent
le voyage
de reis
terminé
afgelopen
l’année
het jaar
la resolution
het voornemen
surtout
vooral
le chagrin
het verdriet
reussir a
slagen voor
le mode
de modus / stand
le lieu
de plaats / plek
l’histiore
het verhaal / geschiedenis
la veille
de dag ervoor
ressembler a
lijken op
continuer a
doorgaan met
l’endroit
de plaats / plek
l’espoir
de hoop
les fournitures scolaires
de (school)benodigdheden
l’objectif
het doel
en milieu de
midden in
le cerveau
het brein
la récré / récréation
de pauze
le proviseur
de rector