4. Food Flashcards
0
Q
De groente
A
Vegetables
1
Q
Eten en Drinken
A
Food and drink
2
Q
Het fruit
A
””
3
Q
Het brood
A
The bread
4
Q
De boterham
A
Slice of bread
5
Q
De kaas
A
Cheese
6
Q
De hagelslag
A
Chocolate sprinkles
7
Q
De pindakaas
A
Peanut butter
8
Q
De melk
A
””
9
Q
De koffie
A
””
10
Q
De thee
A
””
11
Q
De aardappel
A
Potato
12
Q
Het bier
A
Beer
13
Q
De wijn
A
Wine
14
Q
Het water
A
””