4+1 model Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 onderdelen

A

Logical view, Development view, Process view, Physical View, en in het midden de scenarios

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de stakeholders per onderdeel

A

Logical view = end users, Development view = programmers, Process view = integrators, Physical View = systems engineer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onder welk onderdeel vallen de 5 onderdelen van de iso 42010

A

Architecture viewpoint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke models (Diagrams) gebruiken de 5 onderdelen. Komt van Model kind af

A

Logical view = Domain model, Development view =Component diagram, Process view = Activity Diagram/sequence diagram, Physical View = Deployment Diagram. Scenarios = Use Case Diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke Concerns horen bij de 5 onderdelen

A

Logical view = Functionality, Development view =Software management, Process view = performance en scalability Physical View = Topology en communcation. Scenarios = geen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Moeten elementen in the logical view terugkomen in de development view?

A

JA - E.g. layers and interfaces need to be part of the component
diagram;
- domain concepts need to be mapped to classes in the class
diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is correspondentie belangrijk in 4+1-views?

A

Correspondentie en consistentie zijn cruciaal in softwareontwerp om de samenhang tussen verschillende views te waarborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt het logische view samen met het development view?

A

Elementen uit het logische view, zoals lagen en interfaces, moeten in het development view voorkomen, zoals in het componentdiagram en klassediagram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moeten interfaces in het development view aanwezig zijn?

A

Interfaces in het development view moeten ook in het componentdiagram en klassediagram voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van klassen en interfaces in het process view?

A

Klassen en interfaces in het process view moeten ook in het development view terugkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verhoudt het physical view zich tot het development view?

A

Componenten in het physical view moeten ook bestaan in het development view.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ondersteunt het logisch view?

A

Het logisch view ondersteunt de functionele vereisten en beschrijft wat het systeem moet bieden aan diensten voor de gebruikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt het systeem opgedeeld in het logisch view?

A

Het systeem wordt opgedeeld in een set van belangrijke abstracties, voornamelijk afkomstig uit het probleemdomein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat moet je vermijden in het logisch view?

A

Vermijd oplossinggerichte concepten zoals factories, adapters en controllers; focus op het probleemdomein, niet de oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het Development View?

A

Het Development View (of Implementatie View) richt zich op de organisatie van softwaremodules binnen het systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt software georganiseerd in het Development View?

A

Software wordt opgedeeld in kleine eenheden, zoals libraries of subsystemen, die door één of enkele ontwikkelaars gebouwd kunnen worden.

16
Q

Wat gebeurt er als subsystemen in lagen zijn georganiseerd?

A

Elke laag biedt een goed gedefinieerde interface aan de laag erboven, zodat de lagen effectief kunnen samenwerken.

17
Q

Wat zijn componenten in UML?

A

In UML zijn componenten modulaire, onafhankelijke delen van een systeem die kunnen worden vervangen door gelijkwaardige componenten.

18
Q

Hoe communiceren componenten met andere componenten?

A

Componenten communiceren uitsluitend via interfaces, waarbij ze ook interfaces van andere componenten kunnen gebruiken voor toegang tot functies en services.

19
Q

Zijn componenten hetzelfde als klassen?

A

Nee, hoewel componenten vaak met klassen worden vergeleken, vereisen componenten meestal interfaces voor interactie, terwijl klassen ook direct methoden kunnen aanroepen.

20
Q

Wat omvatten componenten in een systeem?

A

Componenten omvatten onderdelen zoals databases, pakketten, bestanden en libraries (bijv. DLL’s).

21
Q

Wat voor kijk geven componentendiagrammen?

A

Componentendiagrammen bieden een implementatiegerichte kijk, waarmee ontwikkelaars inzicht krijgen in de werking van het systeem als geheel.

22
Q

Hoe dragen componentendiagrammen bij aan efficiëntie?

A

Door een modulaire aanpak maken componentendiagrammen projecten kostenefficiënter en efficiënter door gestructureerde functionele relaties van herbruikbare componenten te modelleren.

23
Q

Wat voegt het Process View toe aan de architectuurbeschrijving?

A

Het Process View voegt dynamische aspecten toe aan de architectuurbeschrijving, zoals prestaties en beschikbaarheid.

24
Q

Welke aspecten zijn belangrijk in het Process View?

A

Het Process View richt zich op prestatie, beschikbaarheid en fouttolerantie binnen de architectuur.

25
Q

Wat specificeert het Process View?

A

Het specificeert op welke controlethread een operatie voor een object wordt uitgevoerd.

26
Q

Welke diagrammen kunnen worden gebruikt in het Process View?

A

De volgende diagrammen kunnen worden gebruikt: sequentiediagrammen, activiteitendiagrammen, toestanddiagrammen en tijddiagrammen.

27
Q

Wat zijn de belangrijkste focuspunten van het Physical View?

A

Het Physical View richt zich primair op beschikbaarheid, betrouwbaarheid, prestaties en schaalbaarheid.

28
Q

Waar wordt software vaak uitgevoerd volgens het Physical View?

A

Software wordt vaak uitgevoerd op een netwerk van computers, ook wel “nodes” genoemd.

29
Q

Wat wordt er gemapped in het Physical View?

A

In dit view worden elementen zoals netwerken, processen, taken en objecten gekoppeld aan de verschillende nodes.

30
Q

Welke fysieke configuraties vinden we typisch in het Physical View?

A

Typische configuraties zijn staging-servers voor ontwikkeling en testen, productieservers bij de klant, en clusters, load balancers en proxies.

31
Q

Wat kan ook worden vermeld in het Physical View?

A

In dit view kunnen protocollen en gegevensuitwisselingsformaten worden vermeld.