3de Trimester Flashcards

1
Q

Absorptie

A

Proces waarbij voedingsstoffen uit de darm opgenomen worden in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ademhalingsstelsel

A

Groep organen met als functie het opnemen van zuurstofgas en het afgeven van koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ader

A

Bloedvat dat bloed van organen naar het hart voert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aorta

A

=grote lichaamsslagader=grootste slagader die bloed van het hart naar het lichaam voert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloedplaatje

A

Kleinste vast bestanddeel van het bloed met een onregelmatige vorm en zonder celkern heeft als functie wonden afsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Borstademhaling

A

Ademhalingsbeweging waarbij de tussenribspieren samentrekken en ontspannen en waardoor het volume van de borstholte verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Borstvlies

A

Vlies dat vastkleeft aan de borstkas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Buikademhaling

A

Ademhalingsbeweging waarbij de middenrifspieren samentrekken en ontspannen en waardoor het volume van de borstholte verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Celademhaling

A

Proces waarbij energie wordt vrijgemaakt uit voedingsstoffen met behulp van zuurstofgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Enzymen

A

Chemische stoffen die aanwezig zijn in spijsverteringssappen ( speeksel, maagsap, darmsap, alvleessap) en voedingsmiddelen tot voedingsstoffen verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fibrinedraden

A

Witte eiwitslierten die ontstaan bij het stollen van bloed waarbij fubrinogeen omgezet wordt in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fibrinogeen

A

Eiwit aanwezig in plasma dat zorgt voor de stolling van het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Haarvat

A

Kleinste bloedvat met een doorlaatbare wand van slecht één cellaag dik hierin gebeurt de uitwisseling van zuurstofgas, koolstofdioxide, afvalstoffen en voedingsstoffen tussen bloed en weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Haarvatennetwerk

A

Netwerk van meerdere vertakte haarvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Halvemaanvormigekleppen

A

Zakvormige kleppen kleppen in de vorm van drie zakjes of halvemaantjes gelegen in de longslagader en in de aorta aan de overgang van de kamer naar de slagader ze beletten het terugstromen van het bloed naar de kamers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hartkleppen

A

Kleppen in het hart tussen de voorkamer en de kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hemoglobine

A

Rode kleurstof aanwezig in de rode bloedcellen geeft een rode kleur aan het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Holle ader

A

=Grote lichaamsslagader=grootste ader die bloed van het lichaam naar het hart voert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kalkwater

A

Herkenning’s middel of indicator voor koolstofdioxide wordt melk achtig wit in aanwezigheid van koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kamers

A

Bovenste grootste holten in het hart die bloed in de aorta stuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Koolstofmonoxide

A

Giftig kleurloos en reukloos gas aanwezig in tabaksrook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kransaders

A

Bloedvaten op het hart die de afvalstoffen en het koolstofdioxide van de hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kransslagader

A

Bloedvaten op het hart die de hartspier voorzien van zuurstofgas en voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lichaamsslagader

A

Slagader die bloed van het hart naar de organen voert(uitgezonderd de longen)

25
Q

Lichaamsader

A

Ader die bloed van de organen naar het hart voert(uitgezonderd de longen)

26
Q

Lobgader

A

Ader die bloed van de longen naar het hart voert

27
Q

Longslagader

A

Slagader die bloed van hart naar de longen voert

28
Q

Longvlies

A

Vlies dat vastkleeft aan de longen

29
Q

Middenrif

A

Orgaan (gespierd vlies) dat de borstholte van de buikholte scheidt

30
Q

Molecule

A

Kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof bezit deeltje waaruit de materie bestaat

31
Q

Nicotine

A

Verslavende stof aanwezig in tabak en tabaksrook

32
Q

Nierader

A

Bloedvat dat bloed van de nier afvoert

33
Q

Nierslagader

A

Bloedvat dat bloed naar de nier aanvoert

34
Q

Nutriënten

A

=voedingsstoffen stoffen die door het lichaam opgenomen worden nutriënten zitten in voedingsstoffen

35
Q

Ontlasting

A

Het verwijderen van onverteerde voedselresten langs de aars

36
Q

Orgaan

A

Onderdeel van een stelsel opgebouwd uit verschillende weefsels die samenwerken aan een zelfde functie

37
Q

Peristaltiek

A

Het afwisselend samentrekken en ontspannen van de kring en lengte spieren in de slokdarm de maag de dunne darm en de dikke darm

38
Q

Plasma

A

Lichtgele heldere vloeistof zichtbaar na het centrifugeren of laten rusten van ongestold bloed bevat serum en fibrinogeen

39
Q

Pleura vocht

A

Waterige vloeistof tussen longvlies en borstvlies

40
Q

Poort ader

A

Het verbindingsbloedvat tussen de dunne darm en de lever bloedvat dat twee Haarvatennetwerken met elkaar verbindt

41
Q

Rode bloedcel

A

Vaste bestand deel van het bloed: ronde schijfvormige ingedeukte cel zonder celkern die de rode kleurstof hemoglobine bevat heeft als functie zuurstof gas te transporteren

42
Q

Serum

A

Lichtgele heldere vloeistof zichtbaar na het laten rusten van gestold bloed

43
Q

Slag ader

A

Bloedvat dat bloed van het hart naar de organen voert

44
Q

Spijsverteringsstelsel

A

Groep organen met als functie het verteren van voedsel en het opnemen van stoffen in het bloed

45
Q

Stelsel

A

Groep organen die samen werken aan een zelfde functie

46
Q

Teer

A

Bruine kleverige stinkende stof aanwezig in tabaksrook

47
Q

Transportstelsel

A

Groep organen met als functie het vervoeren van stoffen in het lichaam

48
Q

Uitscheiding

A

Proces waarbij afvalstoffen en stoffen die teveel worden opgenomen uit het bloed verwijderd worden

49
Q

Uitscheiding stelsel

A

Groep organen met als functie het verwijderen van afvalstoffen en stoffen niet teveel worden opgenomen

50
Q

Urineblaas

A

Orgaan waar urine opgeslagen wordt

51
Q

Urinebuis

A

Korte beurs is een urine van de urineblaas naar de buitenwereld leid

52
Q

Urineleider

A

Dunne buis die de urine van de nier naar de urineblaas leidt

53
Q

Vertering

A

Het chemisch verkleinen van voedingsmiddelen tot voedingsstoffen

54
Q

Voedingsmiddelen

A

Producten die eet en drinkt

55
Q

Voedingsstoffen

A

Nutriënten: stoffen die door het lichaam opgenomen worden voedingsstoffen zitten in voedingsmiddelen

56
Q

Voorkamers

A

Bovenste kleinste holten in het hart die bloed aanzuigen uit de holle aders

57
Q

Voortplanting stelsel

A

Groep organen bij de man met als functie het vormen van zaadcellen groep organen bij de vrouw met als functie het rijpen van eicellen en het zorgen Voor de ontwikkeling van de jongen

58
Q

Witte bloedcel

A

Vaste bestand deel van het bloed:bolvormige cel met een celkern heeft als functie het lichaam beschermen tegen vreemde indringers