3A1 Flashcards

1
Q

Welke zenuw wordt in deze afbeelding aangegeven (A)?

A

N. Pudendus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie structuren zijn in deze afbeelding aangegeven (A t/m C)?

A
  1. Glans clitoridis
  2. Ostium urethrae externum
  3. Labium minus pudendi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Priapisme is het hebben van een zeer langdurige erectie van de penis, ook wanneer de persoon niet seksueel opgewonden is.
Wat is een onderliggend probleem bij priapisme?

A

**te lage veneuze bloedafvoer van de penis
**

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke structuren zijn met de pijlen aangeduid?

A

Stereocilia van ductus epididymis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Van welke zenuw takken de sensibele zenuwtakken af, die de glans clitoridis innerveren?

A

n. pudendus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verloopt de n. pudendus?

A

Het gaat door de fossa ischioanalis en loopt caudaal van de m. levator ani

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontstaat uit de buis van Muller?

A

Vrouw:
* * Eileider
* Uterus
* Vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een penisfractuur is een medisch noodgeval. Degene die dit overkomt dient met spoed geholpen te worden door een uroloog, omdat deze afwijking in een later stadium niet altijd meer te herstellen is.

Wat is het onderliggende probleem bij een penisfractuur?

A

ruptuur van tunica albuginea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstaat uit de buis van Wolff?

A

Man:
* Zaadleider
* Epidydimis
* Ves. seminalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is A?
Wat is B?

A

A = m. cremaster
B = m. tunica dartos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke cellen worden aangeduid met de pijlen?

A

Sertoli cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke structuur is aangegeven met A?
Welke structuur is aangegeven met B?

A

A= Funiculus spermaticus
B= Glandula vesiculosa/ vesicula seminalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke celtypen zijn wel of niet microscopisch aanwezig in een testisbiopt tijdens mutaration arrest, waarbij de meiose wel kan worden begonnen maar niet geheel kan worden afgemaakt?

A

Spermatiden en spermatozoen niet

Leydig, Sertoli, Spermatocyten en Spermatogenia wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ga van basale naar luminale ligging van de spermatogenese en geef aan in welke deling ze zich bevinden

A

Basale ligging
* Spermatogenia – Mitotisch
* Spermatocyten – meiotisch
* Spermatiden – niet delen
* Spermatozoen – niet delen
Luminale ligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie ligamenten zijn in deze afbeelding aangegeven met de letters A, B én C?

A

A= Lig. suspensorium ovarii
B= Ligament teres uteri
C= Ligament ovarii proprium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderstaande afbeelding betreft een microscopische opname van een testisbiopt.
Welke cellen worden aangeduid met de pijlen? 

A

Leydig cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen de mitose en de meiose II?

A

bij de meiose II zijn de zuster-chromatiden niet identiek en bij de mitose wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen de mitose en de meiose I fase?

A

Bij de meiose I fase moeten de zusterchromatiden bij de centromeren verbonden blijven en bij de mitose niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is crossing-over essentieel voor een correct verloop van de meiose?

A

essentieel voor een correcte chromosoom segregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zou een defect in een DNA dubbelstrengsbreuk herstel tijdens de meiotische profase kunnen leiden tot aneuploïdie in de rijpe eicel?

A
  1. Als de breuken niet goed worden hersteld kan er iets misgaan met chromosoomparing/crossover-vorming,
  2. hierdoor kunnen de chromosomen niet goed oriënteren als de cel naar metafase gaat
  3. en dan kan het gebeuren dat een chromosoom in de verkeerde cel terecht komt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke deel van de uitwendige genitaliën bij de man heeft dezelfde embryologische oorsprong als de labia majora bij de
vrouw?

A

Scrotum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke structuren ontstaan uit het tuberculum genitale?

A

Vrouw: clitoris
Man: glans penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Uit welke embryonale structuur ontstaat de epididymis?

A

Gangen van wolff

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat ontstaat uit de gonade?

A

Vrouw: ovaria
Man: testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat ontstaat uit de tuberculum genitale?

A

Vrouw: bulb. vestibuli, clitoris, corp. cavernosa
Man: glans penis, corp. cavernosa/spongiosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat ontstaat uit de labio scrotale wallen?

A

Vrouw: labia majora
Man: scrotum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef twee verschillen aan tussen karyotypering en SNP-array

A
  1. Karyotypering is een visueel microscopisch onderzoek, terwijl SNP-array is een moleculair genetisch onderzoek
  2. Karyotypering heeft gekweekte levende cellen nodig voor het verkrijgen van DNA (dit duurt lang), terwijl SNP-array is gebaseerd op DNA-onderzoek dat je direct uit het afgenomen materiaal kunt isoleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke overervingspatronen kunnen hieraan ten grondslag liggen?
Noem er vier en leg het mechanisme uit waardoor de tussenliggende personen gezond zijn.

A
  1. Autosomaal recessief - tussenliggende personen zijn dragers zonder ziekteverschijnselen
    2
    . X-linked recessief
    - tussenliggende personen zijn allen vrouwen, die slechts draagster zijn zonder ziekteverschijnselen
  2. Robersoniaanse translocatie - tussenliggende personen hebben een gebalanceerde Robertsoniaanse translocatie, aangedan personen hebben een ongebalanceerde translocatie
  3. **Anticipatie **- trinucleotide expansie, tussenliggende personnen is de expansie laag, aangedane kinderen is de expransie wel groot genoeg
  4. Autosomaal dominant met imprinting - tussenliggende personen hebben mutatie op geimprinte allel - aangedane kinderen hebben staande allel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Leg uit waarom “autosomaal dominante overerving met verminderde penetrantie” géén goed antwoord is?

A

Het is zeer onwaarschijnlijk bij een autosomale overerving dat maar het liefst zes tussenliggende personen geen enkele verschijnselen hebben en eigenlijk ook nog één van beide partners van het gemeenschappelijke voorouderpaar, dus totaal zeven personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe is de kans op DM2 en HvZ bij vrouwen mét PCOS in vergelijking met vrouwen zónder PCOS?

A

DM2: verhoogd
Hart en Vaatziekte: niet verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar zorgt vesicula seminalis voor bij ejaculatie?

A
  • Semenogelin: gelvorming na ejaculatie
  • Fructose= energiebron spermatozoa
  • pH >8
  • 65-75% van ejaculaatvolume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar zorgt prostaat voor bij ejaculatie?

A
  • PSA zorgt voor liquefactie
  • Prostasomen
  • pH<5
  • 20-30% ejaculaatvolume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke complicatie is het meest gevaarlijk voor de gezondheid van deze mevrouw met OHSS (Ovarieel Hyperstimulatie Syndroom)?

A

Trombose
Bloed wordt namelijk visceus door hemoconcentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Een behandeling voor ovulatie-inductie is Clomid (clomiphene citraat).
Beschrijf in drie stappen de werking van Clomid.

A
  1. FSH- en LH-afgifte door de hypofyse wordt gestimuleerd
  2. Er is remming van de negatieve terugkoppeling (oestrogeen) op de hypofyse/hypothalamus
  3. Toename van FSH en LH stimuleert follikelgroei en resulteert uiteindelijk in een ovulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Van welke twee richtlijnen kan gebruik worden gemaakt bij de uitwerking van een preconceptioneel consult? Benoem deze richtlijnen.

A
  1. NHG-standaard preconceptiezorg
  2. PIL (Preconceptie Indicatie lijst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welk fertiliteitsbehandeling zet je in bij verdenking van tubapathologie (endometriose), PID, geperforeerde appendicitis?

A

Fertiliteitschirurgie

Contra-indicaties: anovulatie, zeer ernstig tubapathologie, gevorderde leeftijd, ernstige OAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

In welk folliculair celtype en via welk hormoon neemt de intracellulaire concentratie van het enzym aromatase toe tijdens de cyclus? Geef daarnaast ook aan welk hormoon hierdoor wordt omgezet door dit enzym.

A

Granulosa cel
Wordt geactiveerd door FSH
maken aromatase
Zet androgenen om in oestradiol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke celtype wordt gestimuleerd door het luteïniserend hormoon (LH) en welk hormoon wordt er vervolgens geproduceerd door dat celtype?

A

Theca cel
gestimuleerd door LH
maken androgenen (testosteron) aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welk beeld toont duidelijk herkenbare
primordiale én primaire follikels?

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Op basis van het histologisch onderzoek van het endometrium kun je bepalen in welke fase van de cyclus deze patiënt was.

  1. welke fase is dit
  2. welke specifieke structuur in het ovarium past bij dit endometrium beeld?
A
  1. Luteale fase - Je herkent dit aan de geplooide buizen, tijdens proliferatieve fase zijn de buizen recht
  2. Corpus luteum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Cocaïne verhoogt de concentratie van een vasoconstrictoire neurotransmitter zodat de bloedtoevoer naar de foetus in gevaar komt. Om welke neurotransmitter gaat het hier?

A

Noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Diverse geneesmiddelen kunnen de placenta passeren. Chemische eigenschappen bepalen de mate waarin dit mogelijk is. Welk eigenschap maakt passage het beste mogelijk?

A

lage ionisatiegraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Tijdens welke periode in de zwangerschap is het teratogene risico het grootst?

A

Tijdens organogenese (eerste trimester)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Op welke plek is een buitenbaarmoederlijke zwangerschap/EUG het vaakst gelokaliseerd?

A

in de tuba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Er is vandaag een hysterectomie verricht bij een 43-jarige vrouw vanwege menorragie. In de twee maanden wachttijd voor de operatie was er alleen nog maar fors onregelmatig bloedverlies en voelde ze zich niet lekker.

  1. Wat is de kenmerkende naam passend bij dit verschijnsel?
  2. Wat is de diagnose?
A
  1. Druiventrosfenomeen
  2. Molazwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Er zijn twee hoofdtypen molazwangerschappen:

Wat is een complete molazwangerschap

A

Deze is diploid en bevat alleen paternale chromosomen.

Hierbij is er geen foetus of normaal placentaweefsel aanwezig. Dit gebeu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Er zijn twee hoofdtypen molazwangerschappen:

Wat is een partiele molazwangerschap

A

Deze is triploid en bevat zowel maternale als paternale chromosomen

Er is een abnormale foetus en abnormaal placentaweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Een mola zwangerschap is een kwaadaardige ziekte met een hoge kans op metastasering.
Op welke manier metastaseert een mola zwangerschap en in welke orgaan worden het vaakst metastasen gevonden

A

Op welke manier: hematogene
metastasering

In welke orgaan:
longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is het grootste nadeel van het gebruik van de prikpil?

A

De werking van de werkzame stof houdt nog jaren aan na het stopzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Je bestudeert microscopisch beeld van een molazwangerschap. Wat is zichtbaar op de afbeelding?

A

Grote chorionvlekken en trofoblast proliferatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wanneer is het gebruik van de combinatiepil gecontraïndiceerd, maar biedt de minipil een uitkomst?

A
  1. Geven van borstvoeding
  2. Migraine met aura
  3. Ernstige leveraandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Beschrijf hoe de anticonceptieve werking van een koperspiraal tot stand komt.

A

Een koperspiraal verhindert innesteling of interfereert met het beginnende proces door een steriele ontsteking in het endometrium op te wekken en verhindert daarmee een innesteling van het embryo in het endometrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Geef aan binnen hoeveel tijd na een vermeende conceptie een koperspiraal geplaatst moet worden om een betrouwbare noodanticonceptie te kunnen bieden.

Geef aan waarom deze tijdslimiet van toepassing is.

A

binnen 5 dagen na een vermeende bevruchting van de eicel geplaatst te worden.

Na fertilisatie (maximaal 30 uur na de ovulatie) duurt het 4-6 dagen totdat de blastocyste in het cavum uteri aankomt en daar innestelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welke ziekteverwekkers behoren tot de top drie SOA’s?

A
  1. Chlamydia trachomatis
  2. Condylomata acuminata (genitale wratten)
  3. Herpes genitalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Noem complicaties van chlamydia bij vrouwen

A

PID
EUG
Tubair ovarieel abces

Doxycycline werkt preventief tegen chlamydia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Een 25 jarige man bezoekt je spreekuur vanwege een sinds één week
bestaande huiduitslag. De huiduitslag bestaat uit pustels en ulcera, verspreid over het gehele lichaam. Hij voelt zich niet lekker. De uitslag werd voorafgegaan door een koortsperiode van drie dagen. De medische voorgeschiedenis vermeldt meerdere, adequaat behandelde SOA’s. Hij
gebruikt geen medicijnen. Hij heeft geen vaste partner en heeft wisselende (on)beschermde seksuele contacten met mannen.

Welk infectie veroorzaakt deze huidafwijking?

A

Monkeypox virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q
  • 34 jarige biseksuele man met recent HIV-1 infectie
  • Sinds 1 maand (peri)anale afwijkingen
    Wat is meest waarschijnlijke diagnose van deze huidafwijking
A

Condylomata lata

Viraal en besmettelijke door aanwezigheid van T. pallidum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Het incentive motivation model formuleert drie voorwaarden voor zin en opwinding in seks.
Welke drie voorwaarden zijn dit?

A
  1. Intact seksueel systeem
  2. Stimuli met een seksuele betekenis
  3. Geschikte omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Man geeft aan dat hij huidafwijkingen en hevige jeukklachten heeft, met name ’s nachts. Hij heeft het afgelopen jaar onbeschermde seksueel contact met verschillende vrouwen gehad. Behoudens de jeukende huidafwijkingen zijn er geen andere klachten. Bij lichamelijk onderzoek zie je onderstaande huidafwijkingen op de handen.

Wat is meest waarschijnlijke diagnose?

A

Scabiës/schurft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Het incentive motivation model geeft weer hoe ‘zin in seks’ werkt.
Wat is het belangrijkste uitgangspunt van het incentive motivation model?

A

Uitgangspunt: je hebt zin omdat je seks hebt

(met andere woorden: zin in seks wordt opgewekt als er seksuele prikkels zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Noem de drie verschillende patronen in hormonale veranderingen die vóór kunnen komen ná de menopauze en wat hun specifieke invloed op het seksuele functioneren is.

A
  1. Door verlaging androgenen met als gevolg minder zin in seks
  2. Door verlaging oestrogenen treedt ook een verlaging van SHBG op -> verhoging bio-available androgenen -> meer zin in seks
  3. Door verlaging oestrogenen -> overgangsklachten (b.v. opvliegers) -> minder zin in seks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Een vrouw is een halfjaar geleden bevallen, heeft verder geen klachten en geeft haar baby borstvoeding. Echter wil haar partner vrijen maar daar blijkt ze geen zin in te hebben vaak.

Beschrijf het onderliggende endocrinologische mechanisme dat leidt tot deze verminderde lichamelijke respons in seks en benoem hierin de hormonen die hierbij betrokken zijn.

A
  • Door het geven van borstvoeding ontstaat er een prolactineverhoging.
  • Door de prolactineverhoging vermindert de androgeenproductie.
  • De verlaagde androgeenspiegel zorgt voor minder seksueel verlangen en verminderde lichamelijke opwindbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat zijn risicofactoren voor een verstoorde seksuele ontwikkeling?

A
  1. Opgroeien in een onveilige omgeving
  2. Opgroeien met een ziekte/aandoening
  3. Negatieve boodschappen over seksualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe wordt seks beinvloedt volgens het biopsychosociaal model?

A
  • Biologisch: leeftijd, gezondheid, medicatie
  • Psychologisch: persoonlijkheid, psyche, verwachtingen, normen & waarden
  • Sociaal: cultuur, religie, relate, opvoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

In de seksuele responscurve (zin/opwinding, orgasme, herstel) zijn er twee fasen te onderscheiden, namelijk solofase en interactiefase.

In welke fase zit het orgasme en welke disfuncties kunnen in deze fase optreden?

A

Solofase, anejaculatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Noem drie soorten medicijnen die ejaculatiestoornissen/verminderde libido als bijwerking kennen.

A
  1. Gosereline (Gnrh-agonist)
  2. Alfa-blokkers (Alfuzosine)
  3. SSRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Noem een medicijne die lubricatie (opwindingsfase) als klacht kent

A

Anticholinergica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Noem medicijnen die erectieklachten als bijwerking kent

A
  1. Betablokker
  2. Antipsychotica
  3. 5-a reductase remmers
  4. Levodopa (m. parkinson)
  5. Enalapril
  6. Oxycodon
  7. Anti-epileptica
  8. HIV-medicatie
  9. Aromataze remmers
  10. Hydrochloorthiazide
  11. Amlodipine
  12. Anti-arithmica
  13. Spironolacton
  14. Ranitidine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Tot welk embryostadium kunnen de embryo’s het beste worden gekweekt om het moment van terugplaatsing zo optimaal mogelijk te laten zijn tijdens IVF?

A

Embryo’s kunnen het beste rond het blastocyst stadium c.q. late morula stadium worden teruggeplaatst, omdat dit het meest overeenkomt met het moment waarop het embryo normaal gesproken de baarmoeder bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Waarin verschillen orale anticonceptiepillen van de derde generatie van die van de tweede generatie?

A

**Ze bevatten een ander soort progestageen
**

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is de anticonceptieve werking van de POP? (Progestin only pill)

A
  • Ontoegankelijk slijm in cervix uteri
  • Verhinderen innesteling embryo
  • Onderdrukken van ovulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat zijn veelgehoorde klacht(en) bij de eerste maanden van gebruik van de combinatiepil?

A

Spotting en hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Guess the SOA

A

Herpes genitalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Guess the SOA

A

Condylomata accuminata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Guess the SOA

A

Lues (Syfillis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Welke stadium van Lues (syfillis) is dit?

A

Lues 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Welk stadium van Lues (Syfillis) is dit?

A

Lues 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Welk stadium van Lues (Syfillis) is dit?

A

Lues 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Heteroseksuele man (23) komt ivm klachten van pijn bij plassen en heldere afscheiding. Vaginaal + oraal contact met vrouwen. In het verleden wisselende contacten, maar nu heeft hij 3 weken vaste relatie.

Welke diagnostiek pas je toe en welke behandeling?

A

Diagnostiek: eerstestraal urineonderzoek chlamydia
Behandeling: Azitromycine 1000mg p.o. eenmalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is links en wat is rechts?

A

Links: Herpes Simplex Virus (HSV)
Rechts: Condylomata acuminata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

In de postpartum periode ervaren veel vrouwen problemen bij het weer aangaan van seksueel contact.

Met name bij vrouwen die borstvoeding geven is de vaginawand kwetsbaarder door de remming van welk hormoon?

A

Oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Noem een aantal risicofactoren van prolaps/bekkenbodem verzakking bij vrouwen

A
  • Vaginale bevalling
  • Groot kind
  • Zwaar lichamelijk werk
  • > BMI
  • Pos. familieanamnese
  • Eerder prolaps chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

BRCA1 mutatie verhoogt de kans op welke gynaecologische maligniteit?

A

Ovariumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

PCOS verhoogt de kans op welk gynaecologisch maligniteit?

A

Endometriumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Wat is de gouden standaard voor het stellen van de diagnose endometriose?

A

Laproscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Aandoening?
Behandeling?

A

Aandoening = Mola
Behandeling= Curettage

87
Q

Aandoening?
Behandeling?

A

Aandoening = Hydrosalpinx
Behandeling = Antibiotica

88
Q

Aandoening?
Behandeling?

A

Aandoening = Buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG)
Behandeling= Tubectomie

89
Q

Noem drie organen die gevoelig zijn voor late termijn bijwerkingen van radiotherapie in het kleine bekken en geef aan van welke bewerkingen er dan sprake is.

A
  1. Schade van darm: diarree, bloedverlies
  2. Schade van blaas: radiatie cystitis, fistels
  3. Schade van vagina eptiheel: korter en stugger wordende vagina, dyspareunie (pijn tijdens seks)
90
Q

Vrouw (30) met kinderwens heeft dysplasie (CIN III)/
**Welk behandeling? **

A

LLETZ

91
Q

Vrouw (30) met kinderwens heeft laagstadium cervixcarcinoom Ia.
Welk behandeling?

A

Conisatie

92
Q

Vrouw (30) met kinderwens heeft Cervixcarcinoom Ib1 (<2cm)
Welk behandeling?

A

Trachelectomie (uterus sparend)

Contra-indicatie: tumor >2 cm

93
Q

Vrouw (30) met kinderwens heeft Cervixcarcinoom Ib2 (2-4cm)
Welk behandeling?

A

Experimenteel chemotherapie gevolgd door trachelectomie

94
Q

Vrouw (50) heeft dysplasie (CIN III).
Welk behandeling?

A

LLETZ

95
Q

Vrouw (50) heeft laagstadium cervixcarcinoom Ia1.
Welk behandeling?

A

Simpele hysterectomie

96
Q

Vrouw (50) heeft cervixcarcinoom Ib1 (<2cm).
Welk behandeling?

A

Radicale hysterectomie

97
Q

Vrouw (50) heeft cervixcarcinoom Ib2 (2-4 cm).
Welk behandeling?

A

Radicale hysterectomie

98
Q

Geef aan welke afwijking ten grondslag ligt aan stress incontinentie en welke operatieve behandeling vermindering van de klachten kan geven.

A

Stress incontinentie wordt veroorzaakt door urethrale hypermobiliteit.

Deze wordt opgeheven door het aanbrengen van een mid-urethrale sling.

99
Q

Welke subtypes hrhPV zijn verantwoordelijk voor het merendeel van de vormen van baarmoederhalskanker?

A

HPV 16 & HPV 18

99
Q

Je bent huisarts. Mw A. komt bij je en meldt dat zij last heeft van ongewenst urine verlies tijdens het springen en niezen.

Welke vorm van incontinentie heeft ze EN wat zou je voor niet-operatieve behandeling voorstellen?

A

Stress-incontinentie
Bekkenbodemtherapie

100
Q

histologische beeld van de wand van een ovarium cyste die met oud bloed gevuld is. De coupe toont verder cilinderepitheel, stroma en ijzer.

**Wat is de diagnose?
**

A

Endometriose

101
Q

Histologisch preparaat van de cervix.
* Benoem rode pijl
* Benoem groene pijl
* Benoem cirkel

A

Rode pijl= plaveiselepitheel
Groene pijl= cilinderepitheel
Cirkel= transitiezone/overgangszone

102
Q

Van welke FIGO stadium cervixcarcinoom is sprake bij je patiënte?

A

2B

103
Q

Microscopisch beeld van een wand van een ovariumcyste. Je ziet een atypisch epitheel met een intact basaalmembraan tussen epitheel en stroma.

Wat is de diagnose?

A

Borderline tumor

104
Q

Van welke FIGO stadium cervixcarcinoom is sprake bij je patiënte?

A

IIa

105
Q

Van welke FIGO stadium cervixcarcinoom is sprake bij je patiënte?

A

IIIa

106
Q

Van welke FIGO stadium cervixcarcinoom is sprake bij je patiënte?

A

IIIB

107
Q

Welke behandelingen is een geschikte behandeling voor urge-urine incontinentie?

A
  • Botox A injecties
  • Anticholinergica
  • Sacrale modulatie

Geen behandeling: TVT-O synthetische bandjes bij urge-urine continentie

108
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van urine-incontinentie bij vrouwen en waardoor wordt dit veroorzaakt?

A

Stressincontinentie door urethrale hypermobiliteit

109
Q
  1. Uit welke hormonen bestaat HST
  2. En wat zijn de functies van deze hormonen?
A
  1. Oestrogeen: preventie van osteoporose en CVD
  2. Progesteron: endometriumprotectie
110
Q

Cystes in de navel kunnen ontstaan door een verstoorde ontwikkeling van twee verschillende embryonale structuren. Welke structuren zijn dit?

A

Allantois
Dooierzaksteel

111
Q
  1. In welke week na de conceptie wordt dit stadium bereikt?
  2. Welke structuur wordt aangeduid door de pijl?
  3. Welk embryologisch proces vindt plaats in het gebied aangeduid door de pijl?
A
  1. Week 3
  2. Primitiefstreek
  3. Gastrulatie
112
Q

Wat ontstaat uit cloacale membraan?

A

Anus

113
Q

Benoem structuren 1-4

A
  1. somiet
  2. neurale buis
  3. intermediaire mesoderm
  4. notochord
114
Q

Geef mogelijke oorzaken van hydrops foetalis (abnormale ophoping van vocht in twee of meer foetale compartimenten)

A
  • Immuunziekten: Rhesus (Rh) incompatibiliteit
  • Cardio: Congenitale hartafwijkingen, aritmieën
  • Chromosomaal: Trisomie 21, 18, 13, Turner syndroom
  • Infecties: Parvovirus B19, CMV, syfilis, toxoplasmose
  • Metabolisch: Congenitale stofwisselingsziekten
  • Structuurafwijkingen: Thoracale afwijkingen, lymfangiomen
  • Hematologisch Alfa-thalassemie
115
Q

Noem twee diagnostische onderzoeken die je gaan helpen bij het stellen van de oorzakelijke diagnose bij hydrops foetalis

A
  1. Amniocentese voor genetisch onderzoek.
  2. Infectieserologie bij de moeder voor seroconversie
  3. Antistofbepaling bij moeder gericht op bloedgroepantagonisme
116
Q

Op je spreekuur komt een 32-jarige vrouw. Zij had een onregelmatige cyclus en schat tussen 8 en 11 weken zwanger te zijn. Tijdens het echoscopisch onderzoek zie je een verdikking in de navelstreng (gele pijl) bij de buikwand van de foetus, zie afbeelding.

Wat is de meest waarschijnlijk oorzaak van deze verdikking?

A

hernia umbilicalis

117
Q

Welk termijn van de zwangerschap?

Holoprosencephalon
A

Eerste trimester

118
Q

Welk termijn van de zwangerschap?

Ventrikelseptumdefect (VSD)
A

Tweede trimester

119
Q

Welk termijn van de zwangerschap?

Dunne darmatresie
A

Derde trimester

120
Q

Noem oorzaken van een polyhydramnion in het derde trimester van de zwangerschap?

A
  1. Polyurie bij slecht of niet gereguleerde diabetes gravidarum
  2. Slikstoornis van de foetus door een neurologische aandoening (bij voorbeeld anencephalie)
  3. Retrognatie
  4. Obstruerend proces in de halsregio (b.v. struma, mondbodemtumor)
  5. Duodenum atresie
  6. Oesophagus atresie
  7. Skelet dysplasie met een smalle thorax
121
Q

Welke afwijking is zichtbaar op deze röntgenfoto?

A

hemi-vertebra

122
Q

Signaalmoleculen uit de notochord spelen een belangrijke rol bij de differentiatie van de:

  • dorsolaterale
  • ventrolaterale
  • ventromediale

zijde van de somieten.

A

Signaalmoleculen uit de notochord spelen een belangrijke rol bij de differentiatie van de ventromediale zijde van de somieten.

123
Q

Bij afwezigheid van een notochord zal vooral de differentiatie van:

  • dermatomen
  • myotomen
  • sclerotomen

uit somieten verstoord zijn

A

Bij afwezigheid van een notochord zal vooral de differentiatie van sclerotomen uit somieten verstoord zijn

124
Q

Welke pijl wijst naar een dermatoom?

A

Pijl 1= dermatoom
Pijl 4 = sclerotoom

125
Q

Deze afbeelding is een sagittale doorsnede van het onderlichaam van de foetus bij het GUO. Welke afwijking is zichtbaar op het bovenstaande echobeeld?

A

Spina bifida

126
Q

Op welk wervelkolomniveau is er een afwijking zichtbaar op deze CT-scan?

A

Sacraal

127
Q

Benoem 1-4

A
  1. dooier
  2. amnionholte
  3. chorionholte
  4. trofoblastische lacunes
128
Q

Het foetale en maternale bloed bevinden zich in van elkaar gescheiden compartimenten.

In welk compartiment bevindt zich het foetale bloed en in welk compartiment het maternale bloed?

A

Foetale bloed: foetale vaten in de chorionvilli (placenta vlokken)
Maternale bloed: intervilleuze ruimte

129
Q

Uit welke twee cellagen bestaat de barrière tussen het maternale en foetale bloed aan het einde van de zwangerschap?

A

syncytiotrofoblast en endotheel van intravilleuze bloedvaten

Syncytiotrofoblast grenst aan het compartiment waarin het maternale bloed zich bevindt!

130
Q

Wat zijn kenmerkende macroscopische en microscopische afwijkingen van een placenta bij pre-eclampsie?

A

macroscopisch: een kleine placenta met infarcten
microscopisch: tekenen van versnelde uitrijping van de vlokken

131
Q

Een baby wordt geboren zonder milt, en het vermoeden bestaat dat de baby een situs afwijking heeft (isomerisme).
Welke afwijkingen passen nog meer bij een dergelijke situs afwijking.

A
  • afwijkende hart
  • ophoping van mucus in de luchtwegen
132
Q

Onderstaande afbeelding toont een kippenembryo waarin het mRNA van het eiwit Lefty2 is gekleurd.
In welke van de onderstaande embryonale structuren/weefsels komt Lefty2 tot expressie?

A

laterale mesoderm

133
Q

Aan welke zijde van het lichaam zit een aangeboren hernia diafragmatica meestal?

A

Linkerzijde

134
Q

Wat is meestal verstoord ontwikkeld bij een hernia diafragmatica?

A

pleuroperitoneale membranen

135
Q

Welke pijl geeft de structuur/ruimte aan waaruit de pleuraholte zal ontstaan?

A

Pijl 1

136
Q

Welke onderstaande feiten kunnen bijdragen aan het ontstaan van een open rug/neurale buis defecten?

A
  • Genetische factoren
  • Maternaal foliumzuur tekort
  • Maternale diabetes mellitus
137
Q

Waarom zijn geïmprinte genen vaker betrokken bij de ontwikkeling van ziekten dan andere genen?

A
  1. Omdat er geen backup is wanneer expressie van het actieve gen verloren gaat.
  2. Omdat geïmprinte genen epi-genetisch processen reguleren
138
Q

Bij een muis is het HoXA10 gen uitgeschakeld. Tot je teleurstelling ontwikkelt de HoxA10 knockout muis geen aangeboren afwijkingen.
Beschrijf in één zin wat is de meest waarschijnlijke verklaring is voor het ontbreken van aangeboren afwijkingen bij deze knock-out muis.

A

De functie van het HoxA10 gen wordt grotendeels overgenomen door homologe Hox genen, namelijk HoxC10 en Hoxd10

139
Q

Noem twee voordelen van een medicamenteuze behandeling om een foetus te verwijderen?

A
  • niet invasief
  • patient heeft in eigen hand (lijkt natuurlijk)
140
Q

Noem twee nadelen van een medicamenteuze behandeling om een foetus te verwijderen?

A
  • kans op incomplete miskraam
  • meer kans op infectie
  • langer durend bloedverlies
141
Q

Tot wanneer is zwangerschapsafbreking wettelijk toegestaan bij een aangeboren afwijking?

A

tot 24 weken

142
Q

Welk zwangerschaps-specifiek hormoon stimuleert de schildklier tijdens de zwangerschap?

A

HcG (Human chorionic gonadotropin)

143
Q

Noem klinische ziektebeelden die een complicatie zijn van diabetes gravidarum?

A
  • Pre-eclampsie
  • Vroeggeboorte
  • Macrosomie (hoog geboorte gewicht)
144
Q

Welke antistoffen kunnen een foetale tachycardie veroorzaken?

A

TSH-receptor antistoffen

145
Q

Leg uit waarom niet bij iedere foetus sprake van een trisomie 13, wanneer de NIPT een trisomie 13 aangeeft?

Welke biologische mechanisme is daar de oorzaak van?

A
  • Er kan sprake zijn van een CPM (confined placental mosaicism)
  • waarbij de chromosomale afwijking beperkt blijft tot de placenta en niet bij de foetus wordt teruggevonden
  • Biologisch mechanisme: trisomic rescue
146
Q

Geef aan welke prenatale test nodig is om tot een definitieve diagnose van trisomie 13 bij de foetus te komen.

A

Een vruchtwaterpunctie

Vlokkentest is niet goed, dat is maar tot 14 w. zwangerschapsduur

147
Q

Leg uit waarom er een verschil is tussen de NIPT uitslag en de array uitslag

A
  • De NIPT uitslag test vrij placentair DNA in de moederlijke bloedsomloop
  • een array test DNA van de foetus.
  • Placentair DNA laat niet per definitie eenzelfde patroon zien / kan anders zijn dan het foetale DNA
148
Q

NIPT= niet afwijkend
Array= van het DNA in het vruchtwater toont een hooggradig mozaïek trisomie 18.

Benoem deze twee oorzaken en leg uit hoe beide oorzaken leiden tot het verschil tussen de uitslag van de NIPT en de array

A
  1. Postzygotische mitotische non-disjunctie. In een in origine diploïd embryo en / of placenta kan een cellijn ontstaan met een trisomie. Het kan dus zijn dat de foetus een trisomie laat zien, terwijl de placenta diploïd blijft.
  2. Trisomic rescue. Een zygote die oorspronkelijk een trisomie heeft, doordat één van de geslachtscellen (oocyt of spermacel diploïd was) kan één van de extra chromosomen verliezen / uitstoten. Een deel van de ontwikkelde weefsels heeft dan een (volledige of mozaïek) trisomie en een deel heeft een diploïd patroon.
149
Q

Leg uit hoe honorering van een abortusverzoek na 24 weken tot stand komt bij een trisomie 18; geef aan wat de rol van het OM in deze is.

A
  1. Het OM kan beslissen om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan als voldaan wordt aan de zorgvuldigheidseisen.
  2. Een trisomie 18 valt onder categorie 1 late zwangerschapsafbreking.
  3. Een multidisciplinair team, bestaande uit deskundigen, maakt vóór een afbreking een beoordeling: als er sprake is van een aandoening die valt onder categorie 1, de zwangere zelf een verzoek indient voor een zwangerschapsafbreking en als voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen dan zal geen vervolging plaatsvinden van patiënte of de hulpverlener door het OM.
150
Q

Benoem A en B

A

A= m. obturatorius internus
B= m. levator ani

151
Q

Benoem A en B

A

A= lig. sacrospinale
B= lig. sacrotuberale

152
Q

Bij 32 weken zwangerschapsduur breken spontaan haar vliezen. Zij raakt in partu bij 33 weken. Het CTG laat tekenen van foetale nood zien en je verricht een keizersnede. Een dochter van 1200 g. wordt geboren met een redelijke start (pH a. umbilicalis 7,05). Zij wordt opgenomen op de neonatale intensive care unit. Je laat de placenta onderzoeken door de patholoog.
De afbeelding toont een microscopisch preparaat van een placenta.

Wat is de groen omlijnde afwijking?

A

Een infarct

De functie van de placenta zou verminderd kunnen zijn. In de casus leidt dit tot placentaire insufficiëntie, gelet op geboortegewicht van de dochter.

153
Q

Van welke graad ruptuur is hier sprake?

A

Tweedegraads

154
Q

Benoem de 3 pijlen

A
  • Blauw = amnionholte
  • Geel= dooierzak
  • Wit= chorionholte
155
Q

Wat is de prevalentie van een postnatale depressie bij vrouwen zonder een psychiatrische aandoening in de voorgeschiedenis?

A

10-15%

156
Q

Hoeveel procent van de vrouwen die een gecompliceerde bevalling hebben doorgemaakt ontwikkelt een post-traumatische stressstoornis?

A

15-20%

157
Q

Wat is moulage?

A

het over elkaar schuiven van de foetale schedelbeenderen tijdens de baring

158
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een fluxus postpartum?

A

Uterusatonie

159
Q

Welke handgreep van Leopold wordt afgebeeld?

A

Derde handgreep van Leopold

160
Q

Hoe classificeer je dit CTG?

A

Normaal

161
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van het bloedverlies?

A

Solutio/abruptio placentae

162
Q

Je besluit dat je met spoed het kind geboren wil laten worden. Op welke wijze zou je dat willen doen? Noem twee redenen waarom je kiest voor deze manier van bevallen.

A

Vacuümextractie
* indaling voorbij het derde vlak van Hodge
* volledige ontsluiting zijn voorwaardelijk voor het kunnen verrichten van een vacuüm extractie
* een vacuüm extractie bij deze obstetrische noodsituatie is veel sneller verricht dan een keizersnede

163
Q

Welke medicatie is eerste keus om een snelle en effectieve lactatieremming te bewerkstelligen?

A

een dopamine receptor agonist, zoals Cabergoline

164
Q

Welke steroïde hormonen spelen een cruciale rol bij het onderdrukken van weeën activiteit?

A

Progestagenen, zoals progesteron

165
Q

Bij borstvoeding worden twee fasen onderscheiden: in de eerste fase is de toeschietreflex van belang en in de tweede fase is de zoogreflex. Beide reflexen worden hormonaal gereguleerd.
Door welke hormonen vindt de regulatie van deze reflexen plaats?

A

toeschietreflex= oxytocine
zoogreflex= prolactine

166
Q

Je bent de dienstdoende gynaecoloog. Je neemt mevrouw op de Obstetric High Care Unit. Je verlaagt haar bloeddruk en stelt haar voor om haar corticosteroïden te geven.
Wat is het effect van corticosteroïden op de foetus?

A

Effect is: stressreactie daardoor bevordering van de foetale longrijping.

167
Q

Waarom wil je corticosteroïden geven bij verwachting van prematuren (<37 weken)

A

Je verwacht dat de bevalling vanwege het ernstige moederlijke ziektebeeld voor 34 weken (vroeg prematuur) zal plaatsvinden. Bij een premature bevalling geeft corticosteroiden de neonaat betere kansen

168
Q

Hoeveel procent van de zwangere vrouwen in Nederland is een ‘zeer kwetsbare zwangere’?

A

0,5-1%

169
Q

Wat is de kans dat een kind van een depressieve ouders gedurende de kindertijd (voor het 18e levensjaar) zelf een depressie ontwikkelt?

A

40%

170
Q

Je bent AIOS gynaecologie en hebt dienst op de verloskamers. Je wordt gebeld door de dienstdoende klinisch verloskundige. Zij begeleidt een 35 jarige barende vrouw. Patiënte is voor de tweede keer zwanger. Haar eerste zwangerschap eindigde in een keizersnede vanwege een niet vorderende ontsluiting. Aanvankelijk vorderde de baring matig, maar sinds krap twee uur is er geen vordering meer. Mevr. heeft epidurale anesthesie en heeft weinig pijn.

De weeën zijn moeilijk te registreren, maar lijken om de drie minuten te komen en het weeën patroon is regelmatig. Je schat het gewicht van de foetus in op 3,5 kg. Aan de hand van de gegevens teken je een partogram.

**Aan welke diagnoses denk je?
**

A

Uterusruptuur
Foetale nood

171
Q

Welke handgreep van Leopold wordt afgebeeld?

A

Eerste handgreep van Leopold

172
Q

Welke handgreep van Leopold wordt afgebeeld?

A

Tweede handgreep van Leopold

173
Q

Welke handgreep van Leopold wordt afgebeeld?

A

Derde handgreep van Leopold

174
Q

Welke handgreep van Leopold wordt afgebeeld?

A

Vierde handgreep van Leopold

175
Q

Waar zou deze CTG bij kunnen passen?

A

Abruptio placentae

176
Q

Benoem 1-5

A
  1. Cloaca
  2. ⁠urorectale septum
  3. ⁠rectum
  4. ⁠tuberculum genitale
  5. ⁠allantois
177
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden voor starten van persen in de uitdrijvingsfase?

A
  1. Drang om te persen
  2. Volledige ontsluiting (10 cm)
  3. Houding op Hodge 3
178
Q

Wat voor CTG is dit?

A

Normaal

179
Q

Wat voor CTG is dit?

A

Abnormale CTG - foetale hypoxie

180
Q

Wat voor CTG is dit?

A

Abnormaal - foetale nood
Abruptio placentae bv.

Kan ook uterusruptuur zijn als er sectio in anamnese is

181
Q

Indicaties voor kunstverlossing?

Vacuumextractie: helpt met richting (hoofd naar bekkenuitgang begeleiden mits hoofd voorbij Hodge3)

Kracht komt van mama

A

Toestand moeder:
* Pre-existent: ernstige hart/long aandoening/spierziekte
* Tijdens bevalling: vitaal bloedverlies, eclampsie

Toestand baby:
* foetale nood
* uitgezakte navelstreng

182
Q

Voorbeelden van zweer kwetsbare zwangeren?

A
  • Huiselijk geweld
  • Alcohol/hard drug verslaving
  • Dakloos
  • Acute/ernstige psychiatrische stoornis

Direct interventie nodig

183
Q

Wat voor histologisch beeld is dit van ovarium?

A

Sereus ovarium carcinoom (80%)

184
Q

Hoeveel procent van de kinderen in Nederland heeft géén goede start bij de geboorte door vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht of een combinatie daarvan

A

15%

185
Q

Hoeveel mensen in Nederland hebben beperkte gezondheidsvaardigheden?

A

25%

186
Q

In de eerste 12 weken van de zwangerschap vindt de aanleg van de organen van het kind plaats (Steegers et al., 2021).

Vraag: Bij hoeveel procent van de zwangere vrouwen start de zwangerschapsbegeleiding bij de verloskundige of in het ziekenhuis voor 10 weken zwangerschap?

A

70-75%

187
Q

De meeste vrouwen weten in de eerste weken van de zwangerschap nog niet dat ze zwanger zijn. Welk percentage zwangere vrouwen drinkt alcohol tijdens deze fase?

A

24%

188
Q

Hoeveel partners roken er gedurende (een deel van) de zwangerschap?

A

24%

189
Q

Hoeveel procent van de vrouwen die rookt in de zwangerschap, krijgt tijdens de zwangerschap een stopadvies van hun zorgverlener?

A

47%

190
Q

Hoeveel procent van de mannen ontwikkelt depressieve klachten tijdens of na de zwangerschap?

A

5-10%

191
Q

Voor 10% tot 20% van alle vrouwen is de bevalling een traumatische gebeurtenis. Hoeveel procent van alle vrouwen ontwikkelt bevalling gerelateerde posttraumatische-stressstoornis (PTSS)?

A

1-3%

192
Q

Wanneer één of beide ouders depressief zijn, hoe groot is dan de kans dat hun kind gedurende de kindertijd (voor het 18e levensjaar) een depressie ontwikkelt?

A

40%

193
Q

Hier een dwarsdoorsnede van het bekken van de vrouw. Welke twee zwellichamen worden in deze afbeelding aangegeven met de letters A én B?

A

A= crus clitoridis
B= bulb. vestibuli

194
Q

Dit is een microscopisch opname van een prostaat.
Wat is zichtbaar op deze afbeelding?

A

Prostaatadenocarcinoom

195
Q

Wat is wat?

A
  1. Cloaca
  2. ⁠urorectale septum
  3. ⁠rectum
  4. ⁠tuberculum genitale
  5. ⁠allantois
196
Q

Wat is de kans op zwangerschap na een eerste IVF/ICSI behandeling, waarbij alle verkregen embryo’s zijn teruggeplaatst
(zowel verse embryo(‘s) als cryo embryo’s)? 

A

rond 30%

197
Q

Welke neurotransmitter is verantwoordelijk voor het ontstaan van een erectie? 

A

Stikstofoxide (NO)

198
Q

Waar berust de hoofdwerking van POP (progestin only pill) voornamelijk op? 

A

Onderdrukken gonadotrofinen

199
Q

Welke cellen komt qua ploïdie en DNA inhoud overeen met het DNA dat aanwezig is in het eerste
poollichaampje?

A

Secundaire spermatocyt

200
Q

  Welke twee hormonen zijn betrokken bij het ontstaan van PMS en PMDD?

Premenstrueel syndroom (PMS) premenstrual dysphoric disorder (PMDD)

A

Oestrogeen en progesteron

201
Q

Wat is een correcte beschrijving van een myoom?

A

Een benigne tumor van gladde spiercellen

202
Q

bovenaanzicht van het kleine bekken van de vrouw..
Welke drie ligamenten zijn in deze afbeelding aangegeven met de letters A, B én C?

A

A = Lig. suspensorium ovarii
B = Lig. teres uterii
C = Lig. ovarii proprium

203
Q

Mannen met een niet-obstructieve azoöspermie kunnen onvruchtbaar zijn vanwege afwijkingen in het spermatogenese proces die veroorzaakt worden door genetische mutaties. Met behulp van strategieën zijn in de
afgelopen jaren een aantal genen geïdentificeerd die bij mutatie mannelijke onvruchtbaarheid veroorzaken. Een van deze genen is het TEX11 gen. Dit gen ligt op het X chromosoom, en het gecodeerde eiwit speelt een rol tijdens de meiotische profase.

Vanwege welk specifiek aspect in de regulatie van genexpressie tijdens de mannelijke meiotische profase, is deze
combinatie van gen en functie niet te verwachten?

A

Tijdens mannelijke meiose worden X en Y inactief gemaakt, dus het is raar dat dit eiwit gevormd wordt omdat de X eigenlijk uit
staat

204
Q

Uit welke embryonale structuur ontstaat de baarmoeder?

A

de gangen van muller

205
Q

Welk type junctions zijn essentieel voor het vormen van de morula?

A

adherens junctions

206
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 21-jarige vrouw die zegt dat haar afscheiding naar “rotte vis” ruikt.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

bacteriele vaginose

207
Q
A
208
Q

Hoeveel procent van de vrouwen heeft post- of perimenopauzaal last van dergelijke vasomotorische klachten?

A

ongeveer 75%

209
Q

Welk therapie ter verlichting van milde klachten van PMDD is bewezen effectief?

A

een oraal anticonceptivum dat drospirenon bevat

210
Q

Noem vier oorzaken van een polyhydramnion in het derde trimester van de zwangerschap? (4p)

A
  1. Duodenumatresie
  2. Oesophagusatresie
  3. Slikstoornis van de foetus door neurologisch aandoening
  4. Polyurie bij slecht gereguleerd diabetes gravidarum
  5. Retrognatie
211
Q

Benoem a en b

A

A = m. obturatorius internus
B = m. levator ani

212
Q

Welke therapie is bewezen effectief voor het verminderen van cerebrale schade na perinatale asfyxie?

A

therapeutische hypothermie

213
Q
A