3A1 Flashcards

1
Q

fecundability

A

Het vermogen om in een bepaalde cyclus zwanger te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fecundity

A

het vermogen om een levend geboren kind op de wereld te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

infertiliteit

A

het onvermogen om een zwangerschap te bewerkstelligen, maar bijvoorbeeld wel zaadcellen/eicellen te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

subfertiliteit

A

verminderd vermogen om tot een zwangerschap te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

steriliteit

A

absoluut onvermogen om zwanger te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

staat centraal bij de ovariele cyclus

A

ovulatie en ontwikkeling van de follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

staat centraal bij de Uterine cyclus

A

groei en verval van endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anovulatie

A

cyclus zonder ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

amenorroe

A

afwezigheid menstruaties > 4mnd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

menorragie

A

langdurige en overvloedige menses. Hb-ondermijnend en sprake van >120ml bloedverlies per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

metrorragie

A

geen herkenbaar cyclus patroon aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dysmenorroe

A

pijnlijke cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onder invloed van welk hormoon groeien follikels?

A

FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt ervoor gezorgd dat er 1 follikel per cyclus wordt geselecteerd?

A

Oestrogeen remt via negatieve terugkoppeling de FSH afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk hormoon heeft het corpus luteum nodig om progesteron te produceren?

A

LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is de piek van progesteron?

A

1 week voor de menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk hormoon maken de theca cellen, door welk hormoon worden zij gestimuleerd?

A

Theca cellen maken androsteendion en de theca cellen worden gestimuleerd door LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk hormoon maken de granulosacellen en door welk hormoon worden zij gestimuleerd?

A

aromatase en worden gestimuleerd door FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van aromatase?

A

aromatase zet androsteendion om in oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk hormoon zorgt tijdens de menstruatie voor pijn in de titties en slecht humeur?

A

progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke cellen produceren Inhibine?

A

granulosa cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer werkt Inhibine B bij vrouwen

A

voor de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer werkt inhibine A bij vrouwen

A

na de ovulatie tijdens het bestaan van corpus luteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welk hormoon heeft inhibine een negatieve terugkoppeling?

A

FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

WHO criteria samenanalyse:
Volume: meer dan … ml
pH: Hoger dan …
Concentratie: meer dan … milj cellen per ml
Motiliteit: meer dan …% beweeglijk progressief
Morfologie: meer dan …% ziet er normaal uit

A

WHO criteria samenanalyse:
Volume: meer dan 1,5ml
pH: Hoger dan 7,1
Concentratie: meer dan 15 milj cellen per ml
Motiliteit: meer dan 32% beweeglijk progressief
Morfologie: meer dan 4% ziet er normaal uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Acrosoomreactie

A

versmelten van de zaadcel met membraan van de eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Capacitatie

A

Als de staart van de zaadcel hard gaat bewegen, zodat de kop van de spermacel door kan dringen tot de eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Cryptorchisme

A

niet goed indalen van de testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Varicocele

A

spatader in de testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is CBAVD en waar leidt dit tot. Op welk gen ligt deze mutatie?

A

congenitale bilaterale afwezigheid vas deferens. Dit leidt tot een azoöspermie. De mutatie zit op het CFTR gen, op chromosoom 7.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer moeten complicaties met de patiënt gedeeld worden?

A

kans op complicatie > 1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Lochia

A

bloedverlies na de bevalling; kan tot 6 weken aanhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Vanaf welke leeftijd is er sprake van premature menopauze/ POI

A

Leeftijd vrouw< 40 jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

IUGR

A

Intra uteriene groeivertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Klinefelter syndroom chromosomen

A

47XXY, een man met vrouwelijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Turner syndroom chromosomen

A

45X, vrouw met disfunctionele eierstokken en daardoor amenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Reciproke translocatie

A

niet homologe chromosomen wisselen onderdelen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Robertsoniaanse translocatie

A

twee volledige chromosomen zitten op elkaar. Gebeurt alleen bij acrocentrische chromosomen (13,14,15,21,22)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

contraceptie

A

geheel aan maatregelen om ongewenste zwangerschap te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

anticonceptie

A

verhinderen van de bevruchting

41
Q

interceptie

A

Het opvangen, onderscheppen en dus voorkomen van innesteling na de bevruchting

42
Q

Wat drukt de Pearl-index uit?

A

de betrouwbaarheid van anticonceptie. Aantal zwangerschappen per 100 vrouwen die het middel 12 cycli gebruiken

43
Q

Op welke wijze zorgt een Intra-uterine device voor anticonceptie?

A

Veroorzaakt een ontstekingsinfiltraat in endometrium en tuba, waardoor spermatransport en implantatie wordt tegengegaan

44
Q

Waarmee is een Mirena spiraaltje geïmpregneerd

A

Levonorgestrel; een synthetisch progestageen

45
Q

7-dagen regel voor de 1e 7 dagen

A

aanvullende maatregelen

46
Q

7-dagen regel voor de 2e 7 dagen

A

bij 1-3 pillen vergeten: strip afmaken; bij >3 pillen vergeten aanvullende anticonceptie

47
Q

7-dagen regel voor de 3e 7 dagen

A

strip doorslikken, geen stopweek inlassen

48
Q

M. peyronie

A

kromstand van de penis, wanneer deze stijf wordt. komt door verharding

49
Q

Stressincontinentie

A

Urine verlies tijdens drukverhogende momenten

50
Q

Urge-incontinentie

A

Plotseling aandrang en het niet kunnen ophouden

51
Q

opvallende klacht endometriumcarcinoom

A

abnormaal bloedverlies uit de vagina

52
Q

Waar staat de KOPAC-B codering voor?

A

Compositie, Ontsteking, Plaveiselepitheel, Andere afwijkingen endometrium, Cilinderepitheel endocervix en Beroordeelbaarheid

53
Q

Uit welk celtype bestaat de endocervix?

A

eenlagig cilindrisch slijmvormend epitheel

54
Q

Uit welk celtype bestaat de ectocervix?

A

meerlagig niet verhoornend plaveiselcelepitheel

55
Q

Overerving Hemofilie A

A

X-linked recessief

56
Q

Overerving Incontinentie pigmenti (IP). In welk gen zit de afwijking

A

X-linked dominant. Afwijking zit in het NEMO-gen

57
Q

Wanneer is achttallige, blaasvormige morula ontstaan?

A

3 dagen na bevruchting

58
Q

Wanneer is blastocyst ontstaan?

A

4-5 dagen na bevruchting

59
Q

In welke periode is de vrucht het gevoeligst voor teratogenese?

A

week 3 - week 8. Dan worden het bouwplan en de organen aangelegd

60
Q

Wanneer begint de foetale periode?

A

week 8

61
Q

Testeigenschappen NIPT voor Trisomie 21

A

PPV 96%

Sensitiviteit 98%

62
Q

Testeigenschappen NIPT voor Trisomie 18

A

PPV 98%

Sensitiviteit 91%

63
Q

Testeigenschappen NIPT voor Trisomie 13

A

PPV 53%

Sensitiviteit 100%

64
Q

Wat is het doel van screening?

A

Betrokkenen in staat stellen tot het maken van een voor hen zinvolle en weloverwogen keuze en verbetering van perinataal beleid

65
Q

Hoe wordt de groei van de foetus gecontroleerd en tot wanneer kan dit worden gebruikt?

A

Bij het maken van de echo wordt de kop-stuit lengte (CRL) gemeten. Dit kan gemiddeld tot 12 weken.

66
Q

3 opties na vinden van afwijking bij SEO

A
  1. Zwangerschap afbreken
  2. Kind geboren laten worden en niet behandelen. Komt dan snel te overlijden.
  3. Zwangerschap uitdragen en na geboorte al het mogelijke doen om het kind in leven te houden.
67
Q

Wat is de genetische afwijking bij het Prader-Willi syndroom?

A

maternale disomie van 15q11-13 chromosoom. Er is alleen een maternale locus

68
Q

Wat is de genetische afwijking van het Angelman syndroom?

A

paternale disomie van 15q11-13 chromosoom

69
Q

Voor welke week moet een zwangerschap eindigen om een miskraam genoemd te worden?

A

voor de 16e week. <12 wk is een vroege miskraam en tussen 12-16 is een late miskraam

70
Q

Zwangerschapshypertensie

A

ontstaat de Novo na 20 wk en verdwijnt 6 wk post partum

71
Q

Pre-eclampsie

A

zwangerschapshypertensie + 1 van de volgende opties:

  1. proteïnurie (>300 mg per 24h), met eiwit/kreatinineratio>30
  2. Orgaanfalen: Nier, lever, bloedafwijkingen of neurogene afwijkingen
  3. groeivertraging van de foetus (IUGR)
72
Q

Gesuperponeerde pre-eclampsie

A

bestaande hypertensie met de Novo proteïnurie

73
Q

Wanneer is er sprake van ernstige pre-eclampsie?

A
  1. diastolische bloeddruk >110 mmHg en/of systolische bloeddruk >160 mmHg
  2. proteïnurie > 5g/24h
  3. Oligurie < 500 ml/24h
  4. tekenen van orgaanfalen
74
Q

Medicijn ter voorkoming van insulten bij pre-eclampsie

A

magnesiumsulfaat. Eerst de moeder behandelen, daarna foetus

75
Q

Welke 5 veranderingen zijn waar te nemen in de placenta naarmate de zwangerschap vordert?

A
  1. toename totale villi oppervlak
  2. meer bloedvaten in de villi
  3. kernen van synctitiotrofoblast gaan clusteren
  4. bloedvaten komen meer aan de rand te liggen
  5. cytotrofoblast laag verdwijnt
76
Q

Hoeveel doorbloeding heeft de maternale placenta?

A

500 ml

77
Q

Hypoxemie

A

afname zuurstofgehalte in arterieel bloed foetus

78
Q

Hypoxie

A

afname oxygenatie in perifere weefsels

79
Q

Asfyxie

A

hypoxie met invloed op de centrale organen

80
Q

Perinatale asfyxie

A

verstoring van overgang van gaswisseling via placenta naar de longen

81
Q

Vanaf wanneer heeft een foetus 3-beta-HSD?

A

vanaf het 3e trimester. Dan kan de foetus zelf cortisol aanmaken, wat van belang is voor de longontwikkeling

82
Q

Op welke 2 manieren wordt de lactatie bevorderd?

A
  1. de omgeving (bijv. het horen huilen van een kind) zorgt voor oxytocine-release
  2. zuigen aan de tepel zorgt voor stimulatie hypofyse, waardoor prolactine release
83
Q

Functie fibronectine

A

stof tussen vliezen en uterus, fungeert als soort lijm.

84
Q

waar staat POVIUS voor?

A

Portio
Ontsluiting
Vliezen
Indaling
Aard voorliggend deel (hoofd, stuit, dwarsligging)
Stand voorliggend deel (richting waarin de baby ligt)

85
Q

Syndroom van Asherman

A

verklevingen in de uterus post partum

86
Q

Correcte benaming vrouwenbesnijdenis?

A

Female Genital Mutulation

87
Q

Wat zijn de belangrijkste prognostische factoren voor vruchtbaarheid?

A

duur vruchtbaarheidsstoornissen en leeftijd vrouw

88
Q

Welk hormoon moet getest worden om er vrijwel zeker van te zijn dat er een ovulatie heeft plaatsgevonden?

A

progesteron

89
Q

Voor welk soort carcinoom is SCC een tumormarker?

A

plaveiselcelcarcinoom

90
Q

Voor welk soort carcinoom is Ca-125 een tumormarker?

A

adenocarcinoom

91
Q

Wat is een trachelectomie?

A

Klieren en baarmoedermond worden verwijderd. Bij duidelijke kinderwens kan er een bandje om baarmoedermond worden aangebracht.

92
Q

Voor wie is preconceptiezorg bestemd?

A

Alle paren met een kinderwens

93
Q

Wat is de Big-4 van perinatale sterfte?

A
  1. aangeboren afwijking
  2. vroeggeboorte
  3. laag geboortegewicht
  4. lage APGAR-score
94
Q

Wat beschrijft de Barker hypothese?

A

Imprinting zorgt voor individuele adaptie aan de omgeving van dat moment, maar leidt tot een mismatch met de omgeving later

95
Q

Wat is de reden dat bij HST in het geval van een uterus in situ, naast oestrogenen, ook progesteron gegeven moet worden

A

vanwege de verhoogde kans op endometrium carcinoom bij alleen oestrogeen suppletie

96
Q

Hoeveel procent van CIN 2-3 gaat over in cervixcarcinoom ?

A

3%

97
Q

Beschrijf hoe de linkscascade werkt

A

Begint met draaiende trilharen aan de ventrale zijde van de knoop van Hensen. De Lefty-2 genen worden aangezet in het zijplaat mesoderm (lateraal mesoderm), wat hierdoor de linkerzijde wordt

98
Q

Wat is het climacterium?

A

Ook wel perimenopauze genoemd. periode vanaf het begin van de overgangsverschijnselen tot 1 jaar na de laatste menstruele bloeding

99
Q

Volgens welke 3 criteria wordt een asfyxie vastgesteld?

A
  1. ernstige acidemie (pH<7.00)
  2. APGAR < 4 na 5 min
  3. klinisch neurologische symptomen