35 Gelukkige kinderen Flashcards
1
Q
Behoren
A
belog
2
Q
blijkt
A
shows
3
Q
betrokken
A
involved (bij)
4
Q
Bericht
A
story (het)
5
Q
in het algemeen
A
generally
6
Q
blije
A
happy
7
Q
tevreden
A
satisfied
8
Q
onderwijs
A
education (het)
9
Q
controleert
A
checks (controleeren)
10
Q
omgeving
A
surrondings (de)
11
Q
veilig
A
safely
12
Q
vriendjes
A
little friends
13
Q
vriendinnetjes
A
little friends (girls)
14
Q
geeft
A
provide (geven)
15
Q
gevoel
A
feeling (het)
16
Q
voldoende
A
enough
17
Q
geld
A
money (het)
18
Q
korte
A
short
19
Q
opvoeding
A
upbringing (de)
20
Q
geworden
A
turned, became
21
Q
houdt rekening met
A
take into account
22
Q
geldt
A
applies
23
Q
helaas
A
unfortunately
24
Q
wat betreft
A
as regards
25
aandacht
attention
26
zorg
healthcare (de)
27
leeft
lives (leven)
28
arm
poor
29
Zo'n
such
30
meedoen
participate
31
daardoor
as a result
32
heeft
has (hebben)
33
leeft
lives (leven)
34
overigens
by the way
35
af en toe
once in a while, occasionally
36
gewoon
simply
37
saaie
boring
38
gedicht
poen (het)
39
verveelt (zich vervelen)
is bored
40
vreselijk
horrible
41
wou
wish
42
kon
could
43
eveneens
also
44
herinner
remember
45
vergelijkt
compares