3.4 Flashcards

1
Q

magnitude

A

de sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid vrijgekomen energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schaal van richter

A

schaal waarbij de magnitude van een aardbeving wordt gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

intensiteit

A

de sterkte van een aardbeving gemeten aan de hand van de hoeveelheid schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

schaal van Mercalli

A

schaal waarbij de intensiteit van de aardbeving voor gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epicentrum

A

punt op het aardoppervlak waar de meeste beweging door een aardbeving plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tsunami

A

golven die ontstaan door aardbevingen op de bodem van de oceaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

massabewegingen

A

het langs een helling naar beneden bewegen van gesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

plooien

A

gesteente dat door druk in de aardkorst verbogen wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

breuken

A

barsten in het gesteente door toenemende spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

slenken

A

een stuk aardkorst dat langs een breuk naar beneden is gezakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

horsten

A

een stuk aardkorst dat langs een breuk omhoog is gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

breukgebergte

A

gebergte dat ontstaat wanneer langs een breuk een deel van de aardkorst wegzakt of een ander deel omhoog komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly