3.1 key terms Flashcards
1
Q
water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteenten getsrokken is
A
grondwater
2
Q
ijsmassa’s die op het vasteland liggen
A
landijs
3
Q
water dat je kunt zien, zoals meren, zeen, rivieren.
A
oppervlaktewater
4
Q
verplaatsing door de wind van een grote massa zeewater in een vaste richting.
kan warm of koud zijn, en hebben invloed op het klimaat
A
zeestroom
5
Q
water waarin weinig zout is opgelost, bijvoorbeeld drinkwater
A
zoet water
6
Q
water waring weinig zoet is opgelost, zoals zeewater
A
zout water