3 - Geleidingsstoornissen Flashcards
Hoe kan je een rechter bundeltakblok herkennen?
Door een ‘right rabbit ear’ in afleiding V1 en een brede S in V6, lead I en aVL.
Hoe kan je een onvolledig RBTB onderscheiden van een volledig RBTB?
Een volledig RBTB heeft een breed QRS bovenop de andere typische morfologie, een onvolledig RBTB niet.
Hoe kan je een linker bundeltakblok herkennen?
Door een breed QRS-complex met een diepe, gehaakte S in V1 en een gehaakte R in V6.
Hoe kan je een linker anterior hemiblok herkennen?
- Smal QRS-complex
- Hoge R in I en aVL
- Diepe S in II, III en aVF
Hoe kan je een linker posterior hemiblok herkennen?
- Smal QRS-complex
- Diepe S in I en aVL
- Hoge R in II, III en aVF
Hoe kan je een 1e graads AV-blok herkennen?
Er is een verlengd PR-interval (> 200ms) maar elke P wordt wel nog gevolgd door een QRS.
Hoe kan je een Wenckebach herkennen?
- PP-interval blijft constant
- Progressief verlengend PR-interval tot er een QRS-complex wegvalt
Hoe kan je een 2e graads AV-blok type 2 herkennen?
- Constant PP-interval
- Onaangekondigd wegvallen van QRS-complex (constante PR-intervallen)
Hoe herken je een 3e graads AV-blok?
Aan het escape ritme: er is AV-dissociatie. Dit kan je zien doordat het PP-interval en het RR-interval geen veelvoud zijn van elkaar.
Hoe kan je een antegraad geleidende accessoire bundel herkennen?
Aan tekens van pre-excitatie: breed QRS, delta-golf en kort PR-interval.