3 - Diversiteit binnen de neuropsychologie (HC3; Knipscheer H2; Ardila) Flashcards

1
Q

Wat zijn de vier migratiestromingen? (HC)

A
  1. Migratie uit vroegere koloniën, zoals uit Suriname en de NL Antillen.
  2. Arbeidsmigranten tussen 1950 - 1974 uit Turkije en Marokko.
  3. Familiehereniging na 1974 uit Turkije en Marokko.
  4. Vluchtelingen en asielzoekers na 1980.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de Migranten Poli van het Erasmus MC in? (HC)

A

Opgericht als reactie op toename van dementerende migranten. Cultuursensitieve diagostiek, cultureel interview.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt tolken binnen neuropsychologisch onderzoek? (HC)

A

Sinds afschaffing tolkenvergoeding in 2012 zijn het vooral psychologie of geneeskunde studenten met biculturele achtergrond die tolken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kan een tolk van familie niet handig zijn? (HC)

A

Informatie kan weggelaten worden. Er wordt veel ingevuld voor patiënt. Familie heeft niet altijd duidelijk wat de klachten zijn. Je kunt niet altijd gevoelige onderwerpen bespreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn valkuilen tuidens het tolken? (HC)

A
  • Uitleggen dmv gebaren moet beperkt worden, anders zeg je het antwoord voor
  • Herhalen van info moet gevraagd worden aan neuropsycholoog
  • Geef geen voorbeelden
  • Letten op aannames, ongelukkige uitingen en micro agressie
  • Pas op met woord ‘anders’ of anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn culturele factoren waar je rekening mee moet houden als je neuropsychologische testen doen? (HC)

A
  1. Autoriteit. Afnemer heeft autoriteit.
  2. Optimale prestaties. In het westen moet je optimaal presteren, maar is dat overal zo?
  3. Geïsoleerde omgeving. Testen uitvoeren in witte kamer, kan raar zijn.
  4. Speciale vorm van communicatie. Er worden formele instructies gegeven.
  5. Subjectieve aspecten. Wat wil je delen met iemand die je niet kent?
  6. Specifieke tekstelementen. Elementen zijn geworteld in de landen waar ze ontwikkeld zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is snelheidscomponent in tests belangrijk om rekening mee te houden? (HC)

A

Niet in alle culturen is snelheid een teken van slim zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie test wiseness (HC)

A

Je hebt de test al een keer gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn veranderingen die zijn gemaakt om culturele invloeden te omzeilen in NPO? (HC)

A
  • Korte en eenvoudige zinnen
  • Letten op geletterdheid
  • Niet vragen naar opleiding, maar wel vragen of ze kans hebben gehad
  • Specifieke testen die cultuursensitief zijn
  • Plaatjes representatief maken
  • Woorden selecteren die iedereen kent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt prestatie- en symptoomvaliditeit in? (HC)

A

Mensen met beperking krijgen bepaalde privileges. Mensen liegen en flashen soms om deze te krijgen. Er bestaan bepaalde testen om dit flashen tegen te gaan en uit te zoeken of iemand liegt om privileges te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly