251-275 Flashcards
1
Q
tamen
A
toch
2
Q
itaque
A
en zo daarom
3
Q
civis
A
civis m de burger
4
Q
comes
A
comitis m de kameraad
5
Q
lapis
A
lapidis m de steen
6
Q
mors
A
mortis v de dood
7
Q
primus
A
a um eerste de eerste van
8
Q
capere
A
capio innemen
9
Q
incipere
A
incipio beginnen
10
Q
cupere
A
cupio verlangen graag willen
11
Q
accipere
A
accipio ontvangen vernemen
12
Q
facere
A
facio doen maken
13
Q
interficere
A
interficio doden
14
Q
fugere
A
fugio ontvluchten
15
Q
iacere
A
iacio werpen
16
Q
abicere
A
abicio wegwerpen neerwerpen
17
Q
rapere
A
rapio grijpen roven
18
Q
corripere
A
corripio vastgrijpen meesleuren
19
Q
eripere
A
eripio wegrukken
20
Q
spicere
A
spicio kijken
21
Q
adspicere
A
adspicio aankijken
22
Q
conspicere
A
conspicio bekijken bemerken
23
Q
respicere
A
respicio omkijken rekening houden met
24
Q
satis
A
genoeg nogal
25