250-265 Flashcards
1
Q
Tamen
A
(Bijwoord) toch
2
Q
Itaque
A
(Bijwoord/voegwoord) daarom; en zo
3
Q
Civis
A
Civ-is, m. De burger
4
Q
Comes
A
Comit-is, m. De kameraad
5
Q
Lapis
A
Lapid-is, m. De steen
6
Q
Mors
A
Mort-is, v. De dood
7
Q
Primus
A
~a, ~um eerste; de eerste van
8
Q
Capere
A
Capio (in)nemen
9
Q
Accipere
A
Accipio ontvangen; vernemen
10
Q
Incipere
A
Incipio beginnen
11
Q
Cupere
A
Curious verlangen; (graag) willen
12
Q
Facere
A
Facio maken; doen
13
Q
Interficere
A
Interficio doden
14
Q
Fugere
A
Fugio (ont)vluchten
15
Q
Lacere
A
Lacio werpen