2.2 Docent Flashcards

1
Q

Wat herleefde tijdens de Renaissance?

A

Oude kennis

Deze kennis werd opnieuw gelezen door humanisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie ontdekte dat de Bijbel niet goed was vertaald?

A

Erasmus

Hij kwam achter deze vertaalfouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was de houding van geestelijken ten opzichte van de regels?

A

Ze hielden zich niet aan de regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was de paradox tussen Jezus en de Kerk?

A

Kerk rijk, Jezus niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was Maarten Luthers intentie met de Kerk?

A

Niet afscheiden, maar corrigeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurde er met Maarten Luther na zijn uitspraken?

A

Hij werd vogelvrij en geëxcommuniceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie stappen voor het interpreteren van een spotprent?

A
  • Wat je er ziet
  • Wat wordt verteld
  • Wat wordt bedoeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom vluchtte Luther naar het Duitse rijk?

A

Hij weigerde zijn woorden terug te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurde er met Luther tijdens de Rijksdag in Worms?

A

Hij werd vogelvrij verklaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie was Karel V in 1515?

A

Heer van Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat werd Karel V in 1516?

A

Koning van Spanje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat werd Karel V in 1519?

A

Keizer van het Heilige Roomse Rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat deed Karel V met betrekking tot de katholieke kerk en Luther?

A

Hij stelde een landvoogd aan en liet Luther vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren de Staten Generaal van de Nederlanden?

A

Een soort van 2e kamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat probeerde Karel V te doen vanuit zijn positie?

A

Van een plek te regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurde er met de adel door de taken van ambtenaren?

A

De adel verloor macht.

17
Q

Wat gebeurde er in 1555 in het Duitse rijk?

A

Vorsten mochten het geloof bepalen.

18
Q

Wie stelde Karel V aan als landvoogd van Nederland?

A

Filips II.

19
Q

Hoe reageerde Nederland op Filips II’s aanstelling?

A

Nederland was niet blij.

20
Q

Wat volgde kort na de onvrede in Nederland?

A

De Nederlandse Opstand.

21
Q

Wat deed Filips II na de opstand?

A

Treed kort daarna af.